• info@pedalenenverhalen.nl

Tagarchief wereldfietsers

Eindelijk alles lekker voor elkaar…

Na de welverdiende rustdag ging de tent weer in de fietstas en begonnen we de dag met een snelle afdaling richting de Gas ’N Go. De dag beginnen met een sloot koffie is hoe het hoort. Een sandwich met een halve kalkoen vult de buiken en doet dienst als bodem voor een dag stevig doorfietsen. We hadden onze zinnen gezet op Coombs Campground; een camping met een rodeo, een meer en een zwembad. Alles wat wij nodig hebben is een stukje grond waar de haringen in kunnen, water, toilet en een douche.

Door schade en schande wijs geworden besloten we in Parksville een simkaart te kopen. Bellen en internet binnen handbereik, en op ieder gewenst moment, beperkt ongetwijfeld de misverstanden.

Het fietsen gaat lekker. Hier en daar een heuvel, hier en daar een afdaling. Alles in een ontspannen tempo. De warmte is goed te doen. Zeiknat van het zweet als het heuvel op gaat maar weer droogwapperend als het (hard) heuvel af gaat.

Bijna hadden we Parksville gemist, zo lekker ging het. De route lag om het stadje heen en op het moment dat we de bewoonde wereld achter ons lieten stopte Niekie om de laatste afslag naar het centrum te nemen. Dat bleek een goede keuze. Niet alleen vonden we een plek met heerlijke cappuccino en broodjes, ook konden we er de gewenste simkaart met databundel kopen. Voor wie ons wil bellen, ons lokale nummer is 250-937-9716.

We besloten direct na het verlaten van de telefoonwinkel de beoogde camping te bellen om een plekje voor de dag te reserveren. Appeltje eitje. Coombs Campground had plekje No.4 voor ons vrij. Vervolgens opende we de app die ons de juiste richting moest vertellen (inmiddels Pocket Earth ipv Maps.Me. Pocket Earth is net iets sneller exacter en toont meer offline informatie, maar dit terzijde). We klikte op het tenticoontje in de app, lieten ‘m de route berekenen en vervolgde onze koers.

Toen we een paar uur later de (opnieuw) hooggelegen camping hadden bereikt bleek de receptie onbewoond. We parkeerden onze fietsen en waren blij dat we de benen even konden strekken. Ik keek wat rond, zocht een bel, en klopte op wat deuren. Geen reactie of teken van leven. De telefoon bracht uitkomst. Ik belde het laatstgekozen nummer. De telefoon ging over. Ik vroeg Nicole op te letten of ze de telefoon in de receptie kon horen overgaan. Niekie hoorde niets. Aan de andere kant van de lijn werd opgenomen. Ik had dezelfde dame van de reservering eerder aan de lijn. Ik vroeg haar waar de receptie was en vertelde haar dat ik dacht dat we er vlak voor stonden. Het was heel even stil aan de andere kant van de lijn. “Just follow the sign that says ‘OFFICE’”, antwoordde de dame van Coombs Campground op een toon die een mix van verbazing en ‘hoe moeilijk kan het zijn?’ in zich droeg. Ik vroeg haar nog of ik om het bord te zien wellicht iets verder het terrein op moest fietsen. Dit bevestigde ze. Ik hing op met de woorden “See you in a minute!”.

“Het moet iets verder op het terrein zijn, Niek”, zei ik. “We moeten een bordje met ‘OFFICE’ erop tegenkomen”. De camping was niet erg groot. Een lake zag ik 1,2,3 niet, laat staan een zwembad of een rodeo. Toen ik een stel zag dat een mega grote RV (camper) stond te wassen vroeg ik hen waar ‘the OFFICE’ was. Ze wezen ons op het receptiegebouw waar we heel de tijd op hadden staan kloppen. Ik begon te vermoeden dat er iets helemaal niet klopte!

We keken nog eens goed naar de app. Keken om ons heen. Ik vroeg Niekie of ze wist hoe deze camping heette. “Whiskey Creek Campground”, zei ze. “In Coombs?”, vroeg ik. Toen viel het kwartje bij Niek. We stonden op de verkeerde camping. Er waren er twee in deze regio die we allebei op internet hadden bekeken. De camping met meer, zwembad en rodeo had ons de beste optie geleken. Daarvan hadden we een screenshot gemaakt en die had ik ook gebeld. Op de app hadden we simpelweg de andere camping aangeklikt en waren er zondermeer naartoe gereden. Negen kilometer verder dan de camping met het door ons gereserveerde veldje 4.

“En nu dan?”, vroeg Nicole. “Terugrijden!”, zei ik. De Whiskey Creek Campground stond me niet aan en ook de omgeving had weinig te bieden dus terugfietsen leek me de betere optie.

Zo gezegd, zo gedaan.

En dat was maar goed ook! Op de terugweg viel ons namelijk een Thais restaurant op waar we die avond heerlijk hebben gegeten. Ook was er vlakbij de camping een koffietentje met heerlijke koffie en de allerlekkerste broodjes van de wereld.

Zo zie je maar. Soms moet je verkeerd rijden om het juiste pad te vinden.

Little Shithead on Westwood Lake

Niekie en ik hebben op de camping aan Westwood Lake geslapen als twee babies in een draagzak. Even leken we te vechten tegen de slaap omdat er juist op het plekje naast ons een jongen en een meisje een poging deden om hun tent op te zetten. Het had er alle schijn van dat er al doende een relatie naar de knoppen geholpen werd. De vrouw sprak de man aan met ‘Little Shithead’ en toen de vrouw vroeg “Are you listening to me?”, antwoordde hij berustend “I’m ALWAYS listening to you”. Even genoten we van de mooie woorden die het stel met toenemend chagrijn op elkaar afvuurden maar de slaap won het van de nieuwsgierigheid.

Toen we de volgende ochtend om zes uur al klaarwakker de tanden stonden te poetsen was het stil op de camping. De mega motorhomes hadden de luiken dicht en de stilte was oorverdovend. We besloten even later de berg af te dalen voor een ontbijtje want Niekie dacht er op de heenweg een soort winkelcentrum te hebben gezien. Dat bleek niet meer dan een tankstation te zijn. Ook die moest nog even op ons wachten want tijdens de splijtende afdaling liep ik een lekke achterband op. Met de fiets aan de hand kwamen we aan bij het Gas ’N Go tankstation. Koffie (mega groot zoals alles hier) en een sandwich vormden het voorspel op het plakken van de band. Tijdens het voorspel besloten Niekie en ik verder af te dalen naar Bowen street; de straat waar volgens de Gas ’N Go-guy maarliefst drie fietsenzaken waren gesitueerd. De geplakte achterband zou immers meer lucht nodig hebben dan ik er mogelijk met de handpomp in kreeg. Een reserveketting leek ons, gezien de ervaringen van de dag ervoor, erg nuttig om de rest van de reis bij ons te hebben. Wat extra schakels voor de ketting en voor beide fietsen een binnenband werden ook op het lijstje gezet.

Waar we ook allebei wat voor voelden was een rustdag. We waren nu bij een mooi meer dat ons verkoeling en zwemplezier beloofde en waar we een heerlijke hike omheen konden maken. Het definitieve besluit hierover viel stilzwijgend tijdens de klim terug naar de camping (ook dit keer moesten we afstappen om boven te geraken).

Met onze comfortabele stoeltjes, onze Ereaders en gehuld in zwemkleding, nestelen we ons aan de rand van Westwood Lake.
Nog even en het begint op vakantie te lijken!

P.s. Hoe het met het mopperende stel in de tent naast ons is afgelopen weten we niet. Na het beklimmen van de berg waren ze in geen velden of wegen meer te bekennen.

Hoe anders kunnen de dingen lopen?

Onze eerste dag op de fiets is een gedenkwaardige. We waren vroeg op en zaten iets voor zeven op de fiets. Remblokjes even opnieuw gesteld, stuur van Niekie recht gezet en gas op die lolly. Eerste doel van de dag was koffie. Die vonden we redelijk snel bij de firma met de gouden M. Veel alternatieven waren nog gesloten. Mijn koffie (large) gooide ik al voor mijn eerste slok omver. Over het vest van Niekie. Het was nog vroeg. Na de koffie (veel te large) sprongen we vol goede moed en goede zin op onze fietsen. Op weg naar de ferry die ons naar Nanaimo op Vancouver Island moet brengen. Aan de overkant van de Mac reden we Knight Street in, een lange weg die ons in een ruk naar de brug over de Fraser River brengt. We hadden de avond ervoor berekend dat het ongeveer 30 km moest zijn naar de haven waar onze ferry van de dag zal vertrekken. Zo’n twee uurtjes rijden ongeveer.

Dat liep anders.

Na vijfhonderd meter op Knight Street trap ik ineens erg licht. Ik kijk naar mijn voorste tandwiel en zie dat een belangrijk item ontbreekt. De ketting. Ik besloot zo vroeg in de morgen, en om de pret niet bij voorbaat te drukken, een terechte vloek voor me te houden. Rustig ademen en kijken hoe we de situatie de baas worden, dacht ik. De ketting zwabberde in gebroken toestand rond mijn achterste tandwieltjes. Afstappen, fiets op de standaard. Alle tijd voor Niekie om te vragen: “En wat nu?”. We hebben deze situatie al eens eerder aan de hand gehad toen Niekie twee jaar geleden een van de eerste serieuze beklimmingen in de Ardennen energiek aanving. Toen ze merkte dat het verzet iets te zwaar stond schakelde ze terug tijdens de klim. Een ketting vindt dat niet leuk. Met mazzel waren we in de buurt van een fietsenwinkel waar we de ketting konden repareren. Destijds kochten we een extra setje schakeltjes. Die kwamen nu goed van pas. Ze zaten keurig in het zadeltassen dus de ketting kon in vijf minuutjes worden gerepareerd. En zo geschiedde. Terwijl we aan de kant van de straat stonden werden we al aangesproken door een voorbijganger. Hij kon ons niet helpen en wist ons geen fietsenwinkel te wijzen. Even verderop werden we bekeken door een Chinese vrouw. Tijdens mijn poging om mijn handen, zwart van het kettingvet, schoon te poetsen (zand en water) begon ze te wenken. “Sorry, sorry!”, riep ze. Haar wenken vertelde me dat ik bij haar in huis mijn handen kon komen schoonmaken. Ik liep op haar af terwijl ze haar ‘sorry’ inwisselde voor de woorden “Thank you, thank you!”. “Dog, Dog”, herhaalde ze toen ze de poort voor me opende. Een grijze bulldog sprong tegen het hekje en blafte. Gelukkig was de hond lief. “Sorry, sorry”, klonk het weer. Ik zei haar dat alles okay was. De Chinese dame bracht me naar een kraan aan de zijkant van het huis. Ik vroeg haar of ze misschien een beetje zeep voor me had en omdat ik het vermoeden had dat ze het Engels niet machtig was, maakte ik voortdurend handenwasbewegingen. “Oh, Sorry, thank you”, en weg was ze. Toen ze terug om het hoekje verscheen had ze een fles wasverzachter bij zich. Ze goot behulpzaam iets van het paarse goedje in mijn handen. Nu was het mijn beurt om haar te danken. “Thank you, thank you”, zei ik en zag haar kleine instemmende buiginkjes maken. De wasverzachter deed zijn werk. Ik had de kraan nog niet afgesloten of er verscheen een doos tissues onder mijn neus. “Sorry, sorry”, klonk het weer. “Thank you, thank you”, herhaalde ik en begon ook lichte buigingen te maken. Het leek allemaal zo gepast. Nog een vriendelijke aai over de bol van de bulldog en we konden weer op weg.

Toen we eindelijk het einde van Knight Street bereikten, kronkelende we verder richting brug. Na een uurtje fietsen besloten we nog een tros bananen te kopen voordat we de brug overgingen. Na het banaantje kwam ik er op de app Maps.me achter dat de brug geen brug was maar een tunnel. Ik vroeg een meisje van de fruitboerderij of de tunnel goed te doen was met de fiets. Opeens werd het spannend want het meisje had geen idee. We fietsten verder richting tunnel maar werden door de verkeersborden teruggefloten. Verboden voor voertuigen die niet harder konden dan 60 km/h. Nu haal ik dat in een goede afdaling maar dat maakt nog niet dat we tot de categorie plus 60 km/h behoren. Niekie keek me vragend aan: “En wat nu?”. Dat was de tweede keer op dag 1 dat die terechte vraag passeert. Ik beriep me op de app en zag maar een alternatief. Langs de rivier opfietsen richting de volgende brug. “Hebben we toch lekkere banaantjes gescoord”. Daarmee probeerde ik de extra 20 a 30 km die in het verschiet lagen af te doen. Niekie humeur was echter niet stuk te krijgen dus huppekee! Fietsen omkeren en gas op de lolly!

De nieuwe route was niet helemaal duidelijk dus we moesten hier en daar enkele ‘beslissingen op het gevoel’ maken. Die beslissingen maakte ik want de navigatietaak lag grotendeels bij mij. Ik ging bij mijn keuzes uit van het volgende principe: als je alsmaar naast de rivier fietst, kom je vanzelf bij de volgende brug! Waterdicht principe in mijn boekje.

Ook dit liep anders.

We passeerden kinderparadijzen, bioscopen, ijshockeybanen en zwembaden tot we werden vergezeld door steeds meer enorme trucks met zand, hout en andere bouwmaterialen. Ook veel afval, viel me op. Toen we aankwamen bij een weg met een bordje waarop werd aangegeven dat het vervolg van de weg niet helemaal af was en dat derhalve gebruik van die weg geheel op eigen risico verliep, zagen we geen probleem. De rivier stroomde immers nog steeds rechts van ons en er lag voldoende asfalt om onze weg te vervolgen. We fietsen lekker door. Links van ons lieten de trucks hun ladingen los. Het leek een grote stortplaats. In de verte zagen we een muur van zeecontainers opdoemen. Geinig, dacht ik, en maakte er een vrolijke selfie van ons. Iets voorbij de zeecontainers werd de asfaltweg een weg van los zand. “Off the Piste”, schreeuwde ik Nicole toe en zette aan voor het eerste stuk. Niekie volgde behendig. De zandweg was tamelijk lang en lastig. We ploegen ons een weg langs de rivier. De brug zou onze beloning worden. Toen bereikten we een hek. Zo’n hoge. Heras hekwerken-model. De zandweg liep dood. Ik besloot toch maar eens te vloeken. Daarna was het de beurt aan Nicole: “En wat nu?”. Terug. De hele zandweg en het asfaltstuk naast de stortplaats.

Toen dit achter ons lag leek het ons handig om de app een instructie te geven om een fietsroute te maken naar de ferry. Iets wat we veel eerder hadden moeten doen natuurlijk. De app rekende ons voor dat het, van waar we ons bevonden, nog 47 km was naar de ferry. Dat ding leek met het uur verder weg te liggen. De zekerheid van een goede route gaf ons al snel het gevoel dat we weer lekker bezig waren. “Goed voor de kilootjes”, was mijn positieve draai dit keer.

Ik schrijf dit verhaal overigens op de ferry die ons naar Nanaimo brengt dus we zijn uiteindelijk gekomen waar we wilden zijn. We hebben er een slordige 69 km over gedaan. Het is inmiddels half vijf in de middag dus we zijn wat vertraagd. We hebben wel al een camping op Vancouver Island op het oog. Het lijkt niet heel ver fietsen van de boot maar het kan altijd nog anders lopen natuurlijk.

Het plan, de loempia

Heel veel ervaring als wereldfietsers hebben Niekie en ik niet. We zijn ooit eens, in Bussum, naar een bijeenkomst van De Wereldfietser geweest. We hebben op YouTube en Vimeo inspirerende video’s van avontuurlijke wereldfietsers bekeken, en ik heb een boek gelezen van Frank van Rijn. Het is niet veel maar voor ons was het genoeg om in 2016 met de tassen aan de fiets richting Middellandse Zee te trappen.

We hadden geen idee of het ons zou bevallen (Niekie houdt bijvoorbeeld meer van hardlopen dan van fietsen, en ik ben niet dol op tentjes) en of we het fysiek aan zouden kunnen, maar het idee om samen het avontuur aan te gaan was voor ons voldoende om op de fiets te stappen.

Nu zijn we twee jaar verder en kijken we met erg veel plezier en voldoening terug op onze fietsvakantie naar het Zuiden van Frankrijk. Sterker nog, het verlangen is geboren om opnieuw op de fiets te stappen voor een nóg groter avontuur.

Aanvankelijk fantaseerden we over een fietstocht van een jaar die ons van de ene marathon naar de andere zou brengen. Startend met de marathon van Marrakech, dan die van Rome, Praag, St. Petersburg om tenslotte via Scandinavië en de marathon van Oslo weer terug naar huis te keren. We vinden het nog steeds een goed idee maar er kwamen nog meer ideeën die het overwegen waard waren.

Van Alaska naar Vuurland is er zo een. We weten hoe ongelooflijk mooi Canada is en we hebben samen een maand of 7 vrijwilligerswerk gedaan in Costa Rica. Ik heb daarnaast voor Djoser reizen begeleid (hierbij hebben Niekie en ik elkaar leren kennen, maar dat is een ander verhaal) in Mexico, Guatemala, Belize, Honduras, Costa Rica en Panama en voor mijn studie archeologie koos ik de richting Meso-Amerikaanse Archeologie (Maya’s, Inca’s, Azteken enz.). Kortom, de interesse voor Midden en Zuid Amerika is groot dus Alaska-Vuurland is een serieuze optie die hoog op ons verlang(reis)lijstje staat.

Coast to coast Noord Amerika lijkt ons ook een uitdaging maar we willen toch eigenlijk nét dat ietsje meer niet-westerse cultuur op onze reis.

Afrika is voor ons het grote onbekende dus dat bewaren we nog even voor later.

Oceanië? Ja, tof!

Azië trekt ook. Drie keer zijn we inmiddels met de ouders van Niekie, en de rugzakken, door Indonesië getrokken. De bevolking, de natuur, de cultuur, het eten en het klimaat, allemaal dik in orde. Iedere keer als we terugdenken aan onze reizen door Indonesië, gaat het ergens wel over het eten en komen we onherroepelijk uit bij die ene ervaring op Bali. Een kleine tuin, een hond en een gezin dat een inimini restaurant bestiert met de naam Barclona (Ha, denk je, je bent de E vergeten! Nee hoor. Die waren zij vergeten). Dit gastvrije gezin schotelde ons een loempia voor die zo lekker was dat het ons bijna tot tranen toe roerde.

Toen ik enkele weken geleden naar de snackbar in Leimuiden ging om patat te halen vroeg ik aan Niekie of ze er iets bij wilde.
“Doe maar een kaassouflé”, zei ze.
“Neem jij er nog wat bij?”, vroeg ze mij op haar beurt.
“Ja, ik ga voor een loempia Barclona”, zei ik voor de grap.
“Als dat zou kunnen! Doe er dan maar twee!”, zei Niekie.
Het was even stil.
“We kunnen natuurlijk ook naar Bali gaan fietsen om écht twee loempia’s te gaan halen”, opperde ik half voor de grap en half serieus.
Snel pakten we de wereldkaart erbij en gingen op zoek naar een route. Nu, twee weken later, zijn we nog steeds op zoek naar de ideale route en maken we ’to do’ en ’to buy’ lijstjes. We hebben de fietsen uit de beschermhoezen gehaald en de banden opgepompt.

De voorbereidingen zijn begonnen!

(P.S. We gaan eerst nog drie weken in Canada fietsen)

12
Translate »