• info@pedalenenverhalen.nl

Tagarchief warmte

Die lange rechte weg

We zijn naar de woestijn van Azerbeidzjan gefietst. Vier dagen geleden besloten we de groene bergen in te ruilen voor een geel, dor en vlak stuk woestijn. Dat die woestijn geel, dor en vlak is hoeft op zich geen probleem te zijn. Maar kijken vanaf de fiets naar al dat gele, al dat dorre en dat eindeloze vlakke, bij een temperatuur die je inwrijft dat je lichaam daar niet per se lekker bij gedijt, en waar droge ogen gedurende honderden kilometers niets dan een rechte weg zien, dat houd je dus precies drie dagen vol. Althans wij.

Drie dagen hebben we door de woestijn gefietst. De eerste dag fietsten we 127 km en genoten we van de verandering van omgeving. Van groen naar geel. We dronken thee met volle teugen en scheppen suiker, om de aanwezige energie vast te houden. Toegegeven, die eerste dag moesten we nog over enkele heuvelruggen en slingerden we door wegwerkzaamheden waarbij het wegwerkers korps ons vrolijk bekeek alsof we verdwaald waren. Wij zwaaiden terug met zekere hand en dito tred, vastberaden op weg naar lager land. 

We kwamen na die lange fietsdag aan in Mingecevir, de op drie na grootste stad van Azerbeidzjan. Het leek alsof de stad zélf wist dat het geen stadse allures bezat. Mensen en gebouwen hielden zich schuldbewust verborgen. Hier en daar kroop een kind, een hond of een klein winkeltje naar voren om ons te groeten en welkom te heten. Grote gebouwen hielden hun deuren dicht en kropen weg achter andere gebouwen, zelfs als die kleiner waren. Alsof ze ongezien hun plaats in de stad in wilden nemen. 

Er komen geen toeristen naar Mingecevir dus dat verklaart waarom de panden, zelfs de musea en monumenten, niet goed weten hoe ze zich tegenover twee fietsers van verre moeten gedragen. Sommige fonteinen in de stad gaan precies tegenovergesteld aan die in de tuinen van Versailles uít als we langslopen. Het kan ook toeval zijn, we zijn immers geen zonnekoning of -koningin, maar toch! 

We laten ze dus maar wat met rust. Ik drink een voorzichtig biertje bij het hostel dat zich ook al zo goed had verstopt. De magere jongen die het hostel runt had juist die dag een bier tap gekocht waarmee hij op straat bier in plastic flessen kon tappen. Hij verkocht voorzichtig zijn eerste flesjes. Ik was zijn derde klant en hielp hem zijn nieuwe nering te promoten bij voorbijgangers. Het leidde tot een vierde klant, waarop de jongen direct een stoel voor me ging halen die hij pal naast zijn bier tap neerzette. Ik prees zijn ondernemerschap en haalde nog een klant voor ‘m binnen met de woorden ‘Very good pive!’ terwijl ik naar de fles bier wees. Pive is hier het woord voor ‘bier’.

Mijn tweede biertje haal ik op een achter hekken verstopt terras naast ons hostel. Nicole is even de laptop van onze kamer aan het halen en is dus geen getuige van het volgende:

De eigenaar van de kroeg neemt mijn bestelling op en ik, polyglot die ik ben, bestel een ‘Pive’. De man maakt een gebaar van dankbaarheid door zijn rechterhand op z’n hart te leggen en een lichte buiging te maken. Iets dat hij herhaalt als ik 10 minuten later afreken en vertrek. Hij heeft een soortgelijke tap als de jongen van het hostel op z’n terras staan dus ik kan zijn verrichtingen op de voet volgen. 

De man, hij gaat trouwens gekleed in een authentieke bierbuik dus je zou denken dat alles in orde komt, pakt een bierglas met een inhoud van een halve liter. Een slank en hoog glas. Hij haalt het glas, zoals het hoort, uit een vrieskist, waarop ik al direct begin te likkebaarden. Het glas belandt, naar mijn mening iets te verticaal maar kniesoor die daar op let, onder de tap. Hij trekt de hendel naar zich toe en het bier begint te vloeien. Althans dat neem ik aan. Het glas wordt echter langzaam tot de nok toe wit in plaats van goudgeel. 

Schuim.

En dan doet de man iets dat iedere bierdrinker doet gruwelen. Hij pakt uit eenzelfde bierglas, dat al enige tijd bij een temperatuur tussen de 34 en 36 graden staat te rusten, een lepel. In het warme glas staat, behalve de lepel, overigens nog zo’n twee worstvingers oud bier. Met de lepel schept hij schuim uit het vers getapte glas in het warme worstvingerglas. Als er na wat geschept weer ruimte in het koude glas is, zet hij het weer aan de tap en haalt de trekker over. Het glas vult zich opnieuw met schuim dus het tafereel herhaalt zich nog enkele keren. 

Dan doet de man iets waarvan mijn maag zich omdraait. Hij giet de inhoud van het warme worstvingerglas bij mijn vers getapte glas, schept nog wat laatste schuim af, trekt nog een keer aan de hendel en ziet dat het geheel eruitziet als een glas bier. Tevreden zet hij het voor me neer op tafel. Hij klopt daarbij voor een tweede keer met zijn rechterhand op zijn hart.

Dan doe ik iets dat iedere bierdrinker zal doen gruwelen. Ik neem een slok.

Maar goed, dit even terzijde. Ik had het over fietsen in de woestijn. Ik snap dat koud bier, of de gedachte daaraan heel goed samengaan, maar dat is nu even niet aan de orde.

De dag erna begonnen we vanuit Mingecevir aan de lange weg naar Alat. De weg van 250 kilometer is recht en gaat dwars door die dorre gele vlakte. Nogmaals, het was heet.

Na de etappe van 127 kilometer naar Mingecevir, kwam er een eerste etappe van 120 kilometer recht door de woestijn. Vol goede moed startten we vroeg en in een hoog tempo.

Maar dat is dan ook alles! Je vertraagt wat gedurende de dag maar verder is het een kwestie van speciaal water kopen (water dat in no-time van koud naar mokerheet transformeert) waar dat kan en ergens halverwege de dag brood met chocopasta en nep-Vache-Qui-Rit-kaasjes eten en hier en daar een koude cola of Fanta drinken. Verkoeling zoek je echt overal maar vind je nergens.

En dan besef je, fietsen in de woestijn is eigenlijk helemaal niet zo leuk. Nicole kreeg er zelfs warmte-uitslag van op d’r benen, zo niet-leuk vond ze het.

En dan moet je daar waar niets is behalve hitte, ook nog ergens een slaapplaats regelen. Een motel, hostel, hotel, herberg, wat dan ook. Als het maar een douche heeft. Liever een douche dan een lekker matras is ons devies in de woestenij. Steevast rekenen ze hier in de woestijn te veel voor een kamer. Dat hebben ze zo geleerd. ‘Toerist aan de deur, is handel naar willekeur’. En wij dan, afgepeigerd en bezweet en onder de warmte-uitslag, die prijs weer terugbrengen naar acceptabele proporties. Met veel gebaren want het enige woord dat ik ken is zoals je weet: ’bier’.

Goed. De volgende dag van hetzelfde laken een pak. De weg is recht, de zon is moordend en de benen en de moraal worden slechter. We fietsen 94 kilometer naar de volgende plek waar volgens onze navigatie-apps een motel moet zijn.

Natuurlijk zijn de laatste loodjes het zwaarst. Ik moet steeds meer ‘kontspannen’. Ik doe dat door op de pedalen te gaan staan of even helemaal van de fiets af te stappen; iets wat niet aantrekkelijk is in een woestijn. Voor het laatste stuk moeten we klimmen. Dat is een verademing. Bochten en even niet weten wat je te wachten staat is zoveel fijner dan die lange rechte weg.

Die lange rechte weg waarop je niets anders doet dan kilometers vreten, zwaaien naar auto’s en trucks met enthousiaste mensen. Langs die lange rechte weg liggen de dode dieren en linkerschoenen, het plastic en de afgereden vrachtwagenbanden. Al die dingen lijken iets te willen betekenen, maar kunnen het niet.

Dát is fietsen in de woestijn.

Tot het volgende verhaal
1
Translate »