We zijn in het Stilt House net voorbij Sapa, in het noordwesten van Vietnam. Onder ons, in het dal, zien we de door waterbuffels vertrapte rijstvelden. In warmte wachten de veldjes op nieuwe zaailingen.
Sinds vanmorgen zien we er in gedachte ook het poeltje waar de waterval aan de overkant van het dal in uitkomt. Aan de rand van het te kleine poeltje verdringen zich drie handenvol toeristen uit alle vier de windrichtingen om een foto te maken (het liefst met zo min mogelijk soortgenoten erop) van de kletterende stroom water. Of om er verkoeling te zoeken. De verkoelingzoekers dragen te westerse badkleding. Helemaal als je ze afzet tegen de lokale verkoopsters van souvenirsnuisterijen die in de traditionele dracht op de brandende rotsen rondom het poeltje lonken naar klandizie. Eigenlijk valt iedereen hier bij de waterval uit de toon. We matchen niet en zijn met te velen op een te klein stukje natuur.
Nicole en ik vertrekken snel weer over de stalen hangbrug die gemaakt is om toeristen en hun begeleiders ‘en groupe’ te dragen. Op de stalen loper kijk ik naar links en zie de oude smalle bamboe hangbrug die buiten gebruik is geraakt nu de waterval onderdeel is geworden van de toertjes die de toeristen hier zoal boeken. Het woord ’Waterverval’, schiet door mijn gedachten.
Voor ons geen toertjes met een gids. Op de fiets rijden we dagelijks langs de rijstvelden en door de theeplantages. Watervallen duiken links en rechts van ons op wanneer zíj dat willen. Iedere bocht is daarom als een cadeautje. We pakken ze nog steeds vol verwachting uit en zijn blij met ieder uitzicht of inzicht dat ons na de bocht geschonken wordt.
Het Stilt House bleek lastig te vinden. We moesten er een flink stuk voor klimmen. We moesten van de fiets af, steile stukjes duwen en tenslotte in het donker naar het allerlaatste huis van het smalle bergpad. Onderweg ernaartoe passeerden we talloze andere guesthouses die stuk voor stuk aantrekkelijk oogden (zeker na een lange dag fietsen met een klim van 1400 meter aan een stuk erbij) maar het was nu eenmaal dat we waren getipt over dit ene guesthouse. De eigenares en haar zus waren volgens ‘horen zeggen’ twee keukenprinsessen en daar rijden we graag de benen voor uit het lijf!
Het guesthouse lag er een beetje verlaten bij. Ik herkende het aan de bordjes, hoewel slecht verlicht, aan de kant van de weg. Ik had de uithangbordjes met de woorden ‘restaurant’, ‘private room & dorm’ en ’tour & trekking zien hangen op de foto die het stel dat ons had getipt had voorgehouden. Het was de enige foto die ze hadden van het Stilt House. De foto was gemaakt toen ze bij het guesthouse vertrokken. De eigenares stond met een brede lach tussen hen in. Op de achtergrond een volgepakte ‘four wheel drive’, net iets witter dan de mist om hen heen.
We fietsten tot aan de openstaande voordeuren van het Stilt House. Binnen zat een vrouw op een blauw plastic tuinstoeltje een stuk fruit te eten. Toen ze ons zag liet ze de lach zien die overeenkwam met die van de foto. Dit moest de eigenares wel zijn. Ze sprong overeind en vroeg of ze ons kon helpen. Ik antwoordde met een wedervraag: “Heeft u een kamer voor ons?”. “Ja”, zei ze. “Nou dan kunt u ons helpen!”, sprak ik triomfantelijk.
Na het inchecken en douchen was het al laat (en we hadden al in Sapa gegeten) maar toen we tijdens het nuttigen van een fanta (Nicole) en een bier (ik), en een vriendelijke kennismaking met de eigenares (we waren de enige gasten) door het menu heen vingerden begonnen we te likkebaarden. Ook dit menu was als het uitpakken van een cadeautje! De vriendelijke en goedlachse eigenares zag direct hoe blij we werden van de keur aan gerechten in het bruinleren mapje, dat ze aanbood om voor ons te koken indien we nog iets te eten wilden hebben op dit late uur. Uit beleefdheid hielden we de boot af, het was nagenoeg bedtijd en we hadden geen echte honger en al dat werk… Maar niet veel later bestelden we beiden toch een pompoensoep.
Als uit het niets verscheen de zus van de eigenares. Nicole en ik keken elkaar enthousiast aan toen we de beide keukenprinsessen richting keuken zagen vertrekken.
Er werd bepaald geen soepje uit de vriezer opgewarmd. We hoorden alle geluiden die horen bij een restaurantkeuken en bij het maken van een verse pompoensoep. Toen na een half uurtje het geluid van pureren tot ons kwam wisten we dat het niet lang meer kon duren.
Vol trots en met een evenzo grote glimlach als die we al kenden van haar zuster, bracht de zus van de eigenares de soep op een groot dienblad binnen. Een enorme kom met soep in precies de juiste kleur oranje en voorzien van een frivool kringetje witte crème stond voor ons te dampen. Ernaast, op een bijpassend schaaltje enkele stukjes licht geroosterd stokbrood.
De zusters lieten ons even alleen.
Niet veel later lagen we in bed. Beiden met een glimlach die deed vermoeden dat we onderdeel van de familie waren. Misschien waren we dat ook wel. In ieder geval sliepen we snel in met de geruststellende wetenschap dat er de dag erna weer cadeautjes moesten worden uitgepakt. We hadden de kamer namelijk geboekt ‘inclusief ontbijt’.
Vietnam, het land van de harde bedden! Daar is niets aan gelogen. Gisteren heb ik een formulier voor ons guesthouse in moeten vullen. Ik heb het A-4tje volgeschreven met ons matras als ondergrond. Verder niets. Met balpoint. Niet 1 keer met de punt van de pen door het papier geprikt. Zelfs niet bij mijn handtekening. Zo hard zijn de matrassen in Vietnam. We slapen er prima op omdat we moe zijn van het fietsen maar ik merk dat ik vannacht op mijn zij heb gelegen. Ik heb een pijnlijke schouder. Na wat navraag bleek Nicole ook een pijnlijke schouder te hebben.
We verbijten de pijn en pakken onze fietsen om op zoek te gaan naar een ontbijtje met koffie. We zijn gisteren in Mai Chau aangekomen, 140 kilometer ten zuidwesten van Hanoi en we moeten het plaatsje nog verkennen. Dit zullen we te voet moeten doen want mijn achterband staat plat en die ga ik niet plakken op een lege maag.
Na een korte wandeling vinden we zoete broodjes en koffie met ijsklonten. Dit blijkt genoeg voeding om de achterband te repareren. Als we dan even later toch door de rijstvelden fietsen, zien we voor het eerst echt hoe mooi de omgeving hier is. We hebben er twee dagen over gedaan om van Hanoi naar Mai Chau te fietsen maar hebben niet veel achterland gezien. Links en rechts van de weg waarop we fietsten was het grotendeels bebouwd en we moesten tussen de huizen door kijken om de achterliggende akkers te zien.
Als we na anderhalve dag fietsen de bergen in klimmen worden we eindelijk door de groene natuur omarmt. We hebben dan al een tropische regenbui te verwerken gekregen maar eerlijk gezegd werkte die verkoelend. De warmte in Vietnam is niet te vergelijken met die van de -stan landen. Hier in Vietnam begin ik al te zweten als ik naar mijn fiets kijk. En niet zo’n klein beetje… Het zweet loopt met liters tegelijk in een constante stroom langs de klep van mijn pet, via het frame van mijn fiets op straat. Mijn shirt en broek zijn doorweekt en glimmen van het zweet alsof ik zojuist vanuit het water op het droge getrokken ben. En zo voel ik me ook. De hele dag door.
De berg van die middag blijkt 700 meter hoog. En al na tien meter met een klimpercentage van 6% loop ik leeg. Letterlijk en figuurlijk. Dat zweten is een nieuwe dimensie voor me. Ik moet daar nog even aan wennen merk ik.
Die berg ligt inmiddels weer achter ons. Zo gaat dat met fietsen. Voordat de volgende berg (nog steiler en hoger) zich aandient nemen we een rustdag en die brengen we dus hier, tussen de rijstvelden van Mai Chau, door.
We fietsen via de rijstvelden per ongeluk naar een klein dorpje dat tussen de bergen verstopt ligt maar dat toeristen desondanks feilloos weten te vinden. Ze worden er namelijk met bussen tegelijk gelost en lopen een door gidsen geleid rondje langs diverse tafels met handwerk en ander toeristisch gerei. De traditionele huizen zijn er van donker hout en staan op palen maar om dat te zien moet je goed kijken want koelkasten met blikjes cola, vriezers met ijsjes en terrassen met grote menu-borden schreeuwen harder om aandacht. En dan is er ook nog de alom aanwezige wifi. Voor als je even helemaal geen zin hebt in omgeving.
We fietsen snel verder.
Vlinders. We zien prachtige vlinders zo groot als vogeltjes. Ik moet aan Erik Beishuizen denken als er een prachtexemplaar enkele meters met me op vliegt. Alsof ie aan een touwtje zit. De lange staart maakt het beeld compleet. Ik zie een vlieger voor me en dan denk ik automatisch aan Erik. Erik was in een eerder leven gepassioneerd verkoper van vliegers. Tot de zaak failliet ging. Nu verkoopt hij platte tv’s en die schijnen aanzienlijk harder de winkel uit te vliegen.
Ik heb hier in Vietnam aan meer mensen ‘van thuis’ moeten denken. Een ervan is Coen. Aan Coen moest ik denken toen ik in Hanoi ambachtelijk fraai gevouwen ansichtkaarten zag. Coen is een vriend en oud-collega waarmee te lachen valt.
Toen Nicole me gisteren vroeg wie ik van mijn vrienden óók in staat achtte zo’n reis als de onze te ondernemen, riep ik direct ‘Coen!’. Misschien was ik zo stellig vanwege het woord ‘ondernemen’ in de vraag. Coen is leraar economie maar daarnaast, en vooral, een ondernemer in hart en nieren. Hij koopt en verkoopt bij voorkeur zaken die je handig op kunt vouwen. Zo kent hij de markt der vouwfietsen als zijn broekzak. Toen de winstmarges van de opvouwfietsen kleiner dan de fietsjes zelf werden, schaalde Coen, flexibel als hij is, óp en ging in de vouwwagens. Net zo makkelijk! (In zijn tuin staat ook nog een opvouwmotorboot. Niet gelogen!) Toen we nog collega’s waren op het Visser ’T Hooft Lyceum in Leiderdorp, riep ik tegen iedereen die het maar wilde horen: ‘Coen is een topgozer, daar kun je op vouwen!’
Eerlijk gezegd komen jullie allemaal langs in mijn gedachten. Dat is helemaal niet moeilijk als je duizenden kilometers fietst. Ik heb de tijd om aan ieder van jullie te denken en doe dat naar hartenlust. Ook denk ik veel aan mensen die er niet meer zijn, mensen waar ik geen nieuwe herinneringen meer mee zal maken. Van hen koester ik de oude des te meer. En dat lukt prima hier tussen de rijstvelden van Vietnam!