Ik doe mijn fiets op slot en de tijd loopt. De missie is duidelijk. We hebben twee dozen nodig voor onze fietsen want deze nacht pakken we het vliegtuig richting Moskou en daarna naar Hanoi. De fietsen moeten stevig verpakt worden. Een plastic zak, zoals we die hadden toen we vorige zomer met de fietsen naar Canada vlogen, lijkt ons onvoldoende voor een vlucht met overstap en uitgevoerd door het Russische Aeroflot (waar ze, als ik andere fietsers moet geloven, met fietsen schijnen te smijten).
De tijd loopt.
Nicole past op de fietsen en ik stap het speelveld binnen; een winkelcentrum dat inderdaad bestaat uit talloze winkels maar bepaald niet in het centrum van Osh staat. Een tipgever heeft ons op het hart gedrukt dat dit de plek is om fietsdozen te scoren. We gokken het erop.
Dit is niet ons eerste winkelcentrum waar we ons geluk beproeven want een dag eerder gingen we vol goede moed naar een winkelcentrum dat wel in het centrum van Osh was gelegen. We waren er al eerder geweest en hadden bij een soort MediaMarkt om twee fietsdozen gevraagd. Bij het stellen van de vraag lonkte ik naar de glimmende rij fietsen bij de ingang. Ze stonden er mooi bij. Van mountainbike in grootte aflopend naar een klein felgekleurd driewielertje. De doos van de grootste mountainbike zou ons van dienst kunnen zijn, liet ik weten. Dat waren de fietsverkopers eveneens want ze wisten ons via een Engelssprekende collega van de afdeling ‘krultangen en overige scheertoestellen’ te vertellen dat er de volgende dag een nieuwe lading fietsen werd geleverd. Gewoon op zondag. Ze zouden met plezier twee grote dozen voor ons apart houden.
Gisteren gingen we die twee dozen dus ophalen. Vervelend was het dat niemand van het personeel op de werkvloer hetzelfde was als afgelopen zaterdag. Zelfs het meisje van ‘krultangen en overige scheertoestellen’, dat zo lekker Engels sprak, had een vrije dag. De jongens van de fietsen waren in geen velden of wegen te bekennen. Ik was aangewezen op een meisje dat op de rustige maandag de verantwoording van zowat heel de winkel had. Ze sprak geen woord toeristisch en de senior collega die ze in allerijl raadpleegde zat zo lekker onderuitgezakt achter een bedrijfslaptopje dat ik van verre al kon zien dat zijn antwoord op iedere willekeurige vraag die zijn logge lijf in beweging zou brengen, nee zou zijn.
We wisselden wat woorden uit via Google Translate maar dat mocht niet baten. Er waren ondanks de belofte geen dozen, tenzij ik de fiets die erin zat erbij kocht. Ik overwoog enkele koel vriescombinaties die tegen een blinde muur stonden omver te trekken maar besloot mijn schouders op te halen en verliet de tent. Nicole kon haar teleurstelling niet goed verbergen toen ze me zonder fietsdozen de ‘MediaMarkt’ uit zag komen. “Das ook lekker!”, zei ze. En daarmee sloeg ze de spijker op z’n kop.
Nu dus nieuwe kansen bij het winkelcentrum buiten het centrum. Hier moest het gebeuren. Ik besloot eerst een verkennend rondje te lopen langs de meubel- en witgoedwinkels. Het rondje stemde me hoopvol. Na een minuut of tien had ik alle hoeken en gaten besnuffeld en liep terug naar het hoofdkwartier bij de fietsen om verslag aan Nicole uit te brengen. Ik kon haar twee opties voorleggen. Ik had enorme lege dozen gespot bij de witgoedhandelaar. De dozen waren van koel vriescombinaties van minstens twee meter. Daar viel wat van te knutselen.
De tweede optie was een mindere maar toch het vermelden waard. Bij de bankenpecialist lagen in de hoek (bij de hoekbanken) tientallen lege plastic zakken van zware kwaliteit want eens beschermde ze de afzichtelijke (hoek)banken die compleet fantasieloos stonden opgesteld in een veel te grote ruimte. Alleen de zakken leken ons onvoldoende maar als de fietsen in dozen werden gepakt en vervolgens konden worden voorzien van de zware bankzakken, dan waren we spekkoper.
Nicole hoorde mijn opties instemmend knikkend aan. “Ga maar halen”, zei ze. “Doe ik!” was mijn kordate antwoord. Ik liep opnieuw het centrum binnen en liep recht op mijn doel af; de koel vriesdozen. Ik trof bij de dozen een grote verkoper aan en vroeg hem of hij me kon helpen aan twee van zijn nog grotere dozen. Dat kon hij onmogelijk want die dozen waren van de showmodellen en als die werden verkocht konden ze ‘huppekee’ terug in de dozen, zo was het verhaal. Ik was er al bang voor. Ik liet me niet kisten en vroeg door. “Kunt u me misschien de plek wijzen waar jullie winkeliers het karton weggooien, een container misschien?” De man zwaaide een hand door de lucht die mij duidelijk maakte dat ik moest volgen. We liepen van het witgoed naar de banken (in mijn ooghoek zag ik de lege plastic zakken tussen de hoekbanken lonken. Ze moesten nog even wachten) en dwars door een lampenwinkel naar een deur achteraf. Door de deur kwamen we in een gangetje tussen enkele winkels. Het gangetje was bezaaid met dozen. Tot mijn vreugde zag ik er enkele zeer grote tussen. Enthousiast begon ik eraan te trekken en greep twee dozen die me bruikbaar leken. Ik bedankte de man voor zijn hulp. Hij had me werkelijk zeer goed geholpen, liet ik hem weten.
Tot hij de woorden uitsprak die mijn broek deden afzakken. Ik was er meteen klaar mee. De man van het witgoed vroeg me in het halletje van de lampenwinkel wat ik bereid was te betalen voor de dozen. Ik liet de dozen vallen alsof ze mijn vingers brandden. “Oh no!”, zei ik. En liep direct het halletje uit, onder het met lampen bezaaide plafond hield ik stil en keek nog een keer vragend naar de man van het witgoed. “Are you serious?”, vroeg ik oprecht verbaasd. De grote verkoper trok zijn schouders op en zei me dat de dozen niet van hem waren dus… Mijn verbazing werd nóg groter. “Dus die dozen zijn niet van jou maar jij vraagt mij er wel geld voor?”. Hij trok nog maar eens een keer zijn schouders op.
Geen dozen dus.
Plan B. De dikke plastic zakken bij de meubelzaak.
Net voor ik de meubelzaak betrad liepen de twee jongens die er werkten de deur uit met ieder een kant van een hoogslaper in de handen. ‘Handel’, dacht ik. Ik besloot even te wachten tot ze terugkwamen en nam ondertussen een kijkje bij de dikke zakken. Ik koos er voor het gemak vast twee uit die me geschikt leken en stopte ze in elkaar zodat ik ze bij een akkoord direct mee kon nemen. Ondertussen keek ik slinks naar de deur in de lampenwinkel. De deur naar het halletje met de dozen. De twee dozen die ik in bijzijn van de witgoedman had uitgekozen stonden nu vooraan. Voor het grijpen! ‘Zal ik het doen?’, dacht ik. Het is zo gepiept en er was niemand in de lampenwinkel. Sterker, er was ook niemand in de meubelwinkel dus als ik daadkrachtig optrad, liep ik de deur uit met mijn twee klaarliggende plastic zakken en mijn twee klaarliggende grote dozen. Ik gebruik twee keer het woord mijn, ik beschouwde het verpakkingsgoed dus al als mijn eigendom. Bovendien was er in geen geval sprake van diefstal. Het was restmateriaal. Ik was hoogstens te betrappen op recycling!
Toch durfde ik de dozen niet uit het halletje te halen.
De plastic zakken greep ik wel uit de hoek. Die gasten van die hoogslaper waren nog steeds niet terug en ik stond inmiddels wortel te schieten. Ik had het ze heus wel gevraagd als ze terug waren gekomen maar er was niemand die me kon helpen dus ik ging verder uit van het principe ‘selfservice’.
Met twee armen vol plastic liep ik het winkelcentrum uit en presenteerde de oogst aan Nicole. We hadden nu tenminste iets en hadden niet voor niets de 4 kilometer naar het winkelcentrum afgelegd.
Maar ik was nog niet klaar. Ik zag nóg een kans en liet het plastic bij Nicole achter om me nog één keer in het hart van het centrum te begeven. Ik had een trap gezien die naar een zwart gat afdaalde. Bovenaan de trap stond een emmer met een ’soppie’ waar iets te vaak een dweil in was uitgeknepen. Het water zag donkergrijs, net als het trapgat. Verder geen teken van leven. Ik nam de treden naar beneden en had al snel de zaklantaarn van mijn mobieltje nodig om mijn weg naar de diepte te vervolgen.
Mijn vermoeden was juist geweest. Onderaan de trap, in het pikzwarte gat, lagen talloze dozen. Stuk voor stuk naar beneden gesodemieterd. Op mijn gezicht verscheen een glimlach die voor niemand zichtbaar was. Ik kroop over de eerste dozen en keek zover de lichtbundel van mijn mobiel reikte. Overal waar ik keek lag karton maar nergens een stuk dat groot genoeg was om een fiets in te pakken. Ik begon combinaties van meerdere kleine dozen om onze fietsen te overwegen. Patchwork. Plastic erover en klaar. Niet ideaal maar je moet wat. Ik kroop terug naar de eerste dozen. Dit bleken de grootste te zijn in de donkere kelder. Ik hield een doos in de lucht om de dimensies eens goed in te schatten toen mijn oog op de achterliggende muur viel. Daar zag ik grote stukken karton in lange repen en keurig voorzien van een lint die de repen als geheel bij elkaar hield. Dit had iemand speciaal voor ons klaargezet, dat kon niet anders want mijn timmermansoog zag direct dat daar precies twee fietsen in pasten. Ik kroop ongeduldig terug over de dozen naar de schat tegen de muur. Gehaast alsof er uit het duister van een andere kant snel iemand kon opdoemen die zijn oog ook op de grote repen karton had laten vallen. Die moest ik wel voor zijn. Ik greep naar het lint en voelde aan het gewicht direct dat mijn missie was geslaagd.
Ik liep de kerker uit met een keurige verzameling karton onder mijn arm en hoopte heel hard dat ik de geldbeluste witgoedverkoper tegen het lijf zou lopen. Als ik fictie zou schrijven had ik de scene geschreven maar helaas. Ik kwam de man niet tegen. Wel liet ik ieder ander mijn tevreden blik zien zoals ik ‘m ook de witgoedman zou hebben getoond. Ook Nicole zag mijn blik en beantwoordde deze met een zelfde tevredenheid. We konden inpakken!
P.S. Ik schrijf dit verhaal op het vliegveld van Moskou waar we wachten op onze vlucht naar Hanoi (Vietnam). Onze fietsen bevinden zich ook ergens op het luchthaventerrein. Stevig ingepakt in karton en dik plastic.