(over hoe een Nederlands bandje op het legendarische podium van CBGB in New York terecht kwam)
…
[In de zomer van 1996 maakte Yam Yam (Staffhorst op Zang en Gitaar, Aars op Bas en Aaij op Drums) in Utrecht kennis met de leden van de New Yorkse band Mer. Nadat we met Yam Yam in hun voorprogramma hadden gespeeld (in Nobel te Delft), nodigde de drummer van Mer, Justin Guip, ons uit om naar zijn studio in Brooklyn te komen en er, onder zijn leiding, een plaat op te nemen…]
…
‘I left my wallet in El Segundo’
Nog diezelfde zomer ging ik voor het eerst een lange reis door Mexico maken. Ik studeerde Archeologie van Indiaans Amerika en ging met drie studiegenoten eens van dichtbij bekijken wat we allemaal op de universiteit aan het leren waren. Onze band Yam Yam lag begrijpelijkerwijs even stil.
Bij terugkomst stond me een verrassing te wachten. Staffhorst hing aan de telefoon en gebood me de koffers ingepakt te laten want we zouden een paar dagen later het vliegtuig naar New York pakken. Justin had gebeld met de vraag of we nog interesse hadden in het opnemen van een plaat, zo vertelde Staffhorst. Dit kon wat Justin betrof op zeer korte termijn. De tickets had Bastiaan daarom voor het gemak vast geboekt. Vertrek over enkele dagen.
Na mijn eerste reactie van euforie en ongeloof doemde er een zeer praktisch probleem op. Ik had geen geld meer! De reis in Mexico had ik afgesloten met een uitgebreide duikweek aan de prachtige stranden van Xpu Ha. Een PADI-duikcursus had mijn laatste reserves opgesoupeerd.
„Regel het maar Aaij, wij gaan naar New York!”, waren de woorden van Staffhorst voor hij de hoorn op de haak gooide.
Direct na het telefoontje van Staffhorst belde ik mijn goede vriend Joost om het nieuws te delen. Joost bleek al op de hoogte. Sterker nog, Joost ging mee! Hij zou als officiële bandfotograaf fungeren.
Twee praktische problemen moesten er vóór vertrek nog worden geregeld; mijn geldprobleem en een slaapplaats in New York want er was maar beperkt plek in de studio in Brooklyn. Daar konden maximaal twee mensen terecht. Joost en ik moesten op zoek naar een alternatieve slaapplaats.
Ik had zo één twee drie geen oplossingen voorhanden.
Het eerste probleem: GELD
Aangezien ik al mijn reserves in Mexico had aangesproken was, op korte termijn, lenen het enige echte alternatief. Mijn trots stond in de weg om vrienden of familie hiervoor in te schakelen dus ik besloot te gaan informeren bij de Rabobank (géén vriend en géén familie). De opties die ze mij boden waren tweeledig. Zo kon ik mijn kredietplafond verhogen van 500 gulden naar 1500 gulden. Dat bood me de ruimte om in ieder geval het ticket naar New York te betalen.
Dus: kredietplafond verhoogd.
Die 1000 gulden extra krediet was natuurlijk bij lange na niet voldoende om ook nog eens twee weken van te kunnen leven in het peperdure New York. Dus we moesten doorpakken. Gelukkig had de in het strakke mantelpakje gehesen Rabobank-meisje nóg een optie. Ik kon natuurlijk ook nog een creditcard aanvragen. Met haar roodgelakte nagel tikte ze op het foldertje met informatie over de aanvraag van een creditcard. „Voordeel, in jou geval, is dat iedere opname met deze kaart een kalendermaand later wordt afgeschreven”, aldus het mantelpakje. De kaart bood mij de gelegenheid tot het maximale bedrag van 3000 gulden op te nemen.
Dus: creditkaart (met spoed) aangevraagd.
Horde nummer één was hiermee genomen. Aan (geleend) geld voorlopig geen gebrek.
Lees de volgende keer over het oplossen van probleem twee; de slaapplaatsen!
Negentig meter werden er tachtig. Klik.
Tachtig meter werden er zeventig….
De drie mannen hielden stil en drukten af. Weer een foto van de rustende jaguar.
Van zeventig meter werd er zachtjes verder geschuifeld. Centimeter voor centimeter beslopen de drie de jaguar. Het dier was op zijn hoede en werd wat onrustig van de naderende mannen. Jesús deed daarop een stap terug. De twee Hollanders schrokken verder terug. De reusachtige kat kwam daarop in beweging en richtte zich langzaam op. De mannen spoedden zich terug naar de bus en nog voordat de jaguar volledig overeind stond, stonden de drie weer veilig in de touringcar. Pure adrenaline zorgde voor bibberende camera’s. Klik. Klik.
Vanachter de veilige grote voorruit van de touringcar zagen ze hoe het imposante dier de weg verder overstak en langzaam door het dichtbegroeide woud werd opgeslokt. Een laatste ‘klik’ van een camera klonk. In de bus werd de adembenemende stilte ingeruild voor een druk en opgewonden geroezemoes.
Het mooie en speciale moment werd nog lang en uitgebreid besproken op de weg naar Tikal. Het bezoek aan de archeologische site was met deze ontmoeting met de jaguar al méér dan geslaagd, zo was de algemene conclusie.
‘Wow’, klonk het uit mijn mond. En na een korte stilte vroeg ik Jesús of ie sindsdien ooit nog een jaguar had gezien. ‘Nee’, was zijn simpele antwoord. Hij had nooit meer een jaguar gezien.
Ik merkte dat ik ondertussen met mijn blik de randen van het woud, links en rechts van de weg, minutieus afspeurde; in de hoop er de jaguar, zovele jaren later, opnieuw aan te treffen.
Tevergeefs.
Toen verraste Jesús me met de volgende woorden: ‘Ik twijfel er nú aan, Dennis, of ik destijds wel een jaguar heb gezien…’
Abrupt stopte ik mijn speurwerk naar de jaguar en keek Jesús vragend aan.
‘Hoe bedoel je? Je vertelt me toch net dat jullie een jaguar zagen! Was het een ánder beest dan? Je hebt er toch foto’s van?!’.
‘Dat is het ‘m juist’, zei Jesús.
’Die foto’s…’.
Het moet zo’n jaar of twaalf á dertien geleden zijn geweest dat mijn werkterrein bestond uit de landen Mexico, Guatemala, Honduras en Belize. Ik was destijds reisbegeleider bij Djoser. Met groepen van een man of twintig doorkruiste ik Centraal Amerika, op weg naar koffieplantages, archeologische sites, markten, kerken en prachtige natuur. Soms was ik met een groep een kleine maand op pad.
In ieder land werden we rondgereden door telkens een andere (lokale) buschauffeur. In Guatemala was dat niet anders en op de grens tussen Mexico en Guatemala stapte ik met vierentwintig Nederlandse reizigers over van de Mexicaanse bus van Angèl naar de bus van de Guatemalteekse chauffeur Jesús. Een duidelijke promotie als we op de voornamen van de beide heren moeten afgaan. Helaas gingen we er wat bus betreft, enorm op achteruit.
De volgende dag, het was half vier in de morgen, zette we koers richting Tikal, een adembenemende Maya-stad in het midden van de diepe jungle van Guatemala.
De reizigers lagen, gezien het vroege uur, al snel weer te slapen in de bus terwijl Jesús en ik de ontluikende dag vast samen doornamen.
Nog ver voor zonsopgang reden we het dichtbegroeide oerwoud in, op weg naar Tikal. Voor ons lag een kilometerslange weg die de bus in de donkere dieptes van de jungle bracht. Aan het einde van deze weg openbaart zich de wonderschone Maya-stad met haar imposante Piramide van de Grote Jaguar en het prachtige Paleis van de Edelen.
Ik had de reis al enkele keren gemaakt. Telkens was het Jesús die me als chauffeur naar Tikal bracht. Jesús is bepaald geen spraakzame man en het was pas na de derde reis naar Tikal dat er iets van een vriendschappelijke band tussen hem en mij was ontstaan. De vierde reis, kan ik zeggen, konden we het zéér goed met elkaar vinden. Echter, het was de vijfde reis die we met elkaar maakten die mij kippenvel bezorgde en die ik van mijn leven nooit meer zal vergeten…..
Wordt vervolgd