• info@pedalenenverhalen.nl

Tagarchief manhattan

De Chinees (CBGB 13)

(over hoe een Nederlands bandje op het legendarische podium van CBGB in New York terecht kwam)

Dat hapje eten na de eerste opnamedag had nogal wat voeten in de aarde. Eerst moest er worden bepaald welk genre restaurant ons alle vier aansprak (Joost had zich inmiddels bij ons aangesloten). Alle genres werden gezien als prima optie. We hadden namelijk honger.
In Manhattan aangekomen liepen we richting Brownies en het plan was om onderweg onze restaurantogen de kost te geven. Zag iemand een aantrekkelijke eettent, dan werd er een vergadering belegd.
Bij het eerste de beste restaurant (Chinees) waren we het al direct eens. Hier gingen we eten.
Het Aziatische restaurant had de allure van een ordinaire vreetschuur; een drukbezochte bovendien. Voor het oog van de kenner en de ervaren reiziger is dat een goed teken.
We gingen naar binnen.
Binnengekomen werd ons een tafeltje gewezen.

Terwijl we de eerste studiodag de revue lieten passeren en tegelijkertijd op de tweede opnamedag vooruitliepen, kwam er een schuchtere Chinees naar ons tafeltje geslopen, hij was opvallend lang wat mij even deed denken aan een rietstengel.
Of we al een keuze hadden gemaakt, was zijn vraag.
Behalve Bastiaan, die hongerig de menukaart van voor naar achter had bestudeerd, was er niemand die al een keuze had gemaakt. Maar wat we zeker wisten was dat we alle vier trek in bier hadden dus de man kwam niet voor niets.
’Four beer!’ Het was Aars die de bestelling plaatste en daarbij vier vingers de lucht in stak om misverstanden te voorkomen. De rietstengel begon ongemakkelijk om zich heen te kijken en maakte geen aantekening van de bestelling. Sterker nog, het groezelige blocnote werd diep in zijn donkere schort gestopt.
’We mogen geen alcohol schenken heren’, de Chinees trok bij deze woorden zijn schouders licht verontschuldigend op en liet ons zijn lege handen zien. Pure machteloosheid.
Als vier kinderen vlak na het tellen bij verstoppertje spelen keken we schichtig om ons heen. In een flits scande we de andere tafels in de hoop ergens een pijpje bier te zien staan zodat het bewijs kon worden geleverd dat de Chinees zich moest hebben vergist. Toen we geen bewijsmateriaal konden vinden keerden we onze blikken en keken elkaar vertwijfeld aan. Aars maakte aanstalten om overeind te komen en te vertrekken. We stonden op het punt z’n voorbeeld te volgen toen de Chinees met zijn armen het ’rustig aan’ gebaar begon te maken.
’Sit down, sit down, please’ klonk het.
Aars liet zich terugzakken maar hield zijn handen op de leuning van de stoel zodat hij ieder moment weer de benen kon nemen.
De Chinees kwam iets dichterbij toen hij zag dat Aars was gaan zitten. Hij maakte een lichte buiging en zei op een samenzweerderige toon: ’I will get you your beer’.
’Listen’ De rietstengel boog zich nog iets verder naar ons toe waardoor wij als vanzelf ook iets meer naar hém toe bogen. Als plantjes naar het licht.
De Chinees had onze volledige aandacht.
Zijn oplossing bestond eruit dat wij hem moesten zeggen welk bier we wilden drinken (Rolling Rock of Budweiser) en hem ongeveer 5 dollar mee moesten geven. Hij ging dan voor ons naar de Deli op de hoek om 4 halve liter blikken te kopen. Wij konden blijven zitten en al onze aandacht rustig op het menu richten. Het was immers zo, verklaarde hij nader, dat ze weliswaar geen vergunning hadden om alcohol te verkopen, maar dit betekende niet dat wij, de klanten, geen alcohol mochten drinken tijdens het eten. We moesten alleen even zorgvuldig het bonnetje van de Deli bewaren voor het geval de inspectie langskwam. Met dat bonnetje konden we dan aantonen dat we het bier zelf hadden meegebracht. Dan was er niets aan de hand!
Aars liet de stoelleuning los en klapte in zijn handen van geluk en vroeg de naam van de Lange Chinees. Tevreden met deze nieuw gesloten vriendschap schudde Aars de man de hand en gaf hem direct vijf dollar voor de boodschap.
’Mooi man,’ vond Aars.

De Chinees trok direct een lange jas aan en verdween met vijf euro uit het zicht om niet langer dan twee minuten later terug te keren met een dunne plastic tas met daarin vier grote blikken Budweiser. Met het zelfvertrouwen van een Rotterdamse bootwerker zette de Chinees de vier blikken met vier klappen midden op tafel.
We applaudisseerden voor het kunststukje.
Aars kwam alsnog overeind en gaf de beste man opnieuw een ferme handruk en liet hem het wisselgeld houden.
Tevreden graaide de lange Chinees in zijn schort en diepte het groezelige blocnote met het kleine potloodje op.
We hadden inmiddels een keuze gemaakt.

Manhattan, een eerste ontmoeting (CBGB 7)

[In de zomer van 1996 maakte we in Utrecht kennis met de leden van de New Yorkse band Mer. Nadat we met Yam Yam in hun voorprogramma hadden gespeeld, nodigde de drummer van Mer, Justin Guip, ons uit om twee weken naar zijn studio in Brooklyn te komen om er een plaat op te nemen. Hier onze belevenissen.]

Nu we de bagage van ons afgegooid hadden in het appartement in Upper Manhattan, keken Joost en ik elkaar aan. High-five. We waren in New York.
We hadden nog zeker drie uur voordat we in de geluidsstudio in Brooklyn werden verwacht dus we besloten de buurt te gaan verkennen. In het kleine, met twee matrassen gevulde huiskamertje van Lou hadden we verder niets te zoeken dus vol energie en verwachtingen sloten we de zware zwarte deur van het appartement achter ons. Buiten gekomen, drong de zon erop aan om onze zonnebrillen op te zetten.
Het appartement van Lou lag in een zijstraat tussen Broadway en Amsterdam Avenue. We kozen Broadway voor de eerste verkenning. Deli’s, Dunkin’ Donuts, Pawn Shops, KFC, noem het op en we liepen er langs.

We hadden er een paar honderd meter Broadway opzitten toen we langs een broodjeszaak liepen. Tegen de gevel van het zaakje stond een sloophouten bankje (toen al!). Een zeer oude dame zat in het uiterste hoekje van de bank met naast zich een sierlijk dienblad met daarop een theepotje en een glas. De handen van de vrouw trilden zodanig dat het maar de vraag was wat er bij het inschenken van de thee eerder vol was; het theeglas of het dienblad. Joost besloot de dame te helpen en nam het theepotje van haar over. Terwijl hij haar een kop thee inschonk, niet te vol, nam ik plaats naast het oude vrouwtje en vertelde haar dat ze toch wel het mooiste plekje van de brede straat had uitgezocht. De vrouw zei ons dat ze aan het revalideren was en dat ze het plekje niet had uitgekozen vanwege het fijne bankje maar omdat ze simpelweg de kracht nog niet had om naar haar gebruikelijke stekkie verderop te wandelen. Nu was het bankje het hoogst haalbare voor haar. Ze bleef er een klein uur zitten omdat ze dan zeker wist dat ze genoeg had gerust om ook de weg terug naar het verzorgingshuis weer af te kunnen leggen.
Toen we haar even later vertelden dat we uit Holland kwamen fleurde het mensje op. ’De Munttoren!’, riep ze, en het vuur in haar ogen werd aangewakkerd. Ze vertelde hoe ze als jonge vrouw in Amsterdam terechtgekomen was. Haar man had er een tweetal jaren gewerkt als accountant voor een groot Amerikaans bedrijf dat zaken deed in Holland. Vlakbij de Munttoren. Ze leek ons te bedanken voor de waardevolle twee jaren die ze met haar inmiddels overleden echtgenoot in Amsterdam had doorgebracht.
We keuvelden nog wat verder. Vooral genoten we van het moment. Zittend op een bankje aan Broadway, Upper Manhattan. Warmend aan de zon, een kop koffie en de herinneringen van de New Yorkse dame.

Op de brede en drukke weg voor ons passeerde stapvoets een verhuistruck van U-Haul. Hij reed richting Times Square, de kant die wij ook op moesten. Ik duwde mezelf uit de bank. Het werd tijd om onze weg naar de studio te vervolgen. Tevreden snoof ik mijn longen vol met Big Apple en nam afscheid van de hartelijke oude juffrouw. De verhuistruck begeleidde ons verder naar het zuiden van Manhattan. Op weg naar het andere Breukelen waar ons nieuwe verrassingen stonden te wachten.

Lou (CBGB 6)

(over hoe een Nederlands bandje op het legendarische podium van CBGB in New York terecht kwam)

De vlucht vanuit Amsterdam verliep zonder problemen. Gelachen hebben we om de derderangs Oezbeekse films die ons tijdens de vlucht werden voorgeschoteld. Opvallend daarbij was de keuze om de films te voorzien van nasynchronisatie in plaats van ondertiteling. Nasynchroniseren an sich is niet zo zeer bezwaarlijk, ware het niet dat alle stemmen werden ingesproken door één en dezelfde man. Ik maakte me een voorstelling van deze man en zag een noeste Oezbeek voor me. Zo ééntje met eelt op z’n handen. Veel lichaamshaar, zware baard, overgewicht en een bontmuts gemaakt van de pels van een marter. Iets anders was moeilijk voor te stellen bij het horen van zijn lage ’Barry White-stem’.

We hadden met Lou afgesproken om direct na aankomst in New York naar Lexington Avenue te komen om elkaar daar in het advocatenkantoor, waar hij als ’associate’ werkte, te treffen.

Terwijl Staffhorst en Aars koers zette richting Brooklyn, gingen Joost en ik op zoek naar het advocatenkantoor aan de Upper East Side in Manhattan.

In de lobby aangekomen wachtte ons een zee van glimmend marmer die Joost en mij een zelfbeeld voorspiegelde die niet paste bij het kantoor. Een eenzame bewaker volgde ons vanachter een desk met zijn geïnteresseerde blik. De mode van die tijd had ervoor gezorgd dat we beiden in spijkerbroeken liepen die meer gaten dan spijkerstof kenden. De haveloze-look. Toen we de man naderden, vroeg hij ons op vriendelijke toon of hij ons van dienst kon zijn. Ik vertelde hem dat we een afspraak met Lou hadden. Na een kort telefoontje gaf de bewaker ons de juiste verdieping en wees ons de lift.

Ook de lift had een indrukwekkend marmeren uitstraling. We vlógen naar de 36e verdieping.

De liftdeur ging open en we liepen de gang van het advocatenkantoor binnen. Tas over de schouder. En daar kwam Lou aangelopen. Klein, gedrongen, kaal, maar in een maatpak van heb ik jou daar! Ik kende hem alleen als Lou in Bermuda broek. Van zijn overmatige lichaamsbeharing, die hem in Mexico zo uit de menigte deed springen, was in dit pak niets te zien. Zijn drie-dagen-baartje was ook verdwenen. Lou zag er gelikt uit.

Lou liet niets merken van enige afkeuring van onze gehavende spijkerbroeken en sjofele voorkomen. Hij groette me hartelijk, stelde zichzelf aan Joost voor en vroeg ons of we interesse hadden in een rondleiding door het kantoor.

We hadden interesse.

Lou liet ons de werkplekken zien, het uitzicht en last but not least, de vergaderkamer van de partners. Een echte Hollywood-advocaten-kamer met centraal daarin een reusachtige ovale tafel met wel 50 leren stoelen aan weerskanten. Een groot raam dat de gehele lengte van de kamer besloeg en een adembenemend uitzicht voorschotelde. Dit was geen lullig advocatenkantoor. We mochten even gaan zitten. Met onze vingers maakten we vette strepen over de blinkende zwarte tafel. Ik schreef Yam Yam in vingervet. Grote kans dat Lou na ons vertrek onze gangen met de fles glassex in de hand is nagelopen.

Ik verdacht Lou er inmiddels ook van even snel al zijn collega’s de deur uit te hebben gewerkt want gedurende de hele rondleiding hebben we geen vierde persoon in het kantoor gezien.

Na ongeveer een kwartiertje hadden we het wel gezien en verlieten we Lexington Avenue met de sleutel van Lou’s appartement in Upper Manhattan op zak.

In het appartement aangekomen, bleek dat Lou alle voorbereidingen had getroffen voor onze komst. Er lagen twee matrassen in de woonkamer en 7 briefjes plakten aan de deur van de koelkast. Op één ervan stond dat we Lou niet vaak zouden treffen. Hij kwam vaak ’s nachts pas thuis van zijn werk en vertrok ’s morgens al weer heel vroeg.

We moesten maar doen of we thuis waren.

Slaapplaats Manhattan (CBGB 5)

[In de zomer van 1996 maakte we in Utrecht kennis met de leden van de New Yorkse band Mer. Nadat we met Yam Yam in hun voorprogramma hadden gespeeld, nodigde de drummer van Mer, Justin Guip, ons uit om twee weken naar zijn studio in Brooklyn te komen om er een plaat op te nemen.]

Even de feiten op een rijtje. Compleet berooid begin ik aan een avontuur in de duurste stad ter wereld. De vlucht er naartoe vertrekt over enkele dagen. We gaan met z’n vieren. Twee man kan in de studio in Brooklyn bivakkeren. Dit zijn Aars en Staffhorst. Joost en ik moeten maar kijken of we ergens een slaapplek kunnen regelen.

Enter probleem twee; onze slaapplaats.

De tijd begon te dringen.

Het geldprobleem was verplaatst naar een nog onbekende dag in de toekomst. Nu was het zaak een slaapplaats te vinden voor Joost en mij. Joost had geen enkel aanknopingspunt in New York dat ook maar het minste vooruitzicht bood op een slaapplek. Ik had er ééntje.

Lou.

Lou was een gedrongen Amerikaan die ik in mijn laatste week in Mexico (nog geen twee weken geleden dus) had leren kennen. Naast zijn wat korte gestalte had Lou wat je kunt noemen overmatige haargroei over zijn gehele lichaam behalve op zijn hoofd; de plek waar je het bij de meeste mensen zou verwachten. Lou was het best te vergelijken met een jonge versie van Danny de Vito. Hij was tevens mijn ’dive-buddy’ in de Mexicaanse badplaats Xpu Ha geweest. Lou en ik hadden er een week lang duiklessen gevolgd om ons PADI-brevet te halen. Toen we het examen beide succesvol hadden afgerond, scheidden onze wegen. Echter niet voordat we elkaar op het hart hadden gedrukt dat, mocht de één of de ander nog eens naar Nederland of New York komen, diegene van harte welkom was, en dat er altijd een bed klaar stond om in te slapen. Natuurlijk niet vermoedend dat ik die optie een week later al zou trachten te lichten.

Ik dook het nummer van Lou op uit mijn nog deels ingepakte koffer en belde hem op. Mocht Lou verbaast zijn geweest dat ik hem al zó snel na ons afscheid nodig had, hij liet het niet merken. Natuurlijk waren Joost en ik welkom in zijn appartement in Manhattan. Het was overigens niet zijn eigen appartement maar die van zijn nicht maar daar zouden we geen last van hebben volgens Lou. Ze was er nagenoeg nooit. Hijzélf bij nader inzien ook niet, voegde hij eraan toe. Hij werkte veel deze tijd om opgelopen achterstanden na zijn vakantie in Mexico weg te werken (Lou werkte als assistent op een advocatenkantoor in Lexington Avenue). We maakte afspraken voor als we in New York waren geland en hingen op.

Er was niets meer dat ons avontuur in de weg stond. We konden vertrekken. Dat zouden we twee dagen later dan ook doen vanaf Schiphol. Staffhorst had goedkope tickets weten te scoren bij Uzbekistan Air….

1
Translate »