Neem even een tropisch eiland in gedachten. Zandstrandje. Hangmatten hangen hier en daar tussen palmbomen geknoopt. Een licht briesje zorgt voor een aangenaam klimaat.
We zijn op Pulau Tioman, een vulkanisch eiland in de Zuid-Chinese zee. In de jaren ’70 van de vorige eeuw riep Time Magazine Tioman uit tot een van de mooiste eilanden in de wereld. Het eiland trekt voornamelijk toeristen die gek zijn op duiken en snorkelen. Het zeeleven en het koraal is hier prachtig hoewel er steeds meer gesproken wordt over de sterfte van het koraal. Als ik de geluiden moet geloven gebeurt dit in hoog tempo.
Het is rustig op het eiland. Er zijn op het moment niet veel toeristen. De duikscholen werken met kleine groepjes en de stranden bieden voornamelijk ruimte aan grote hagedissen, katten, krabbetjes en hier en daar een verdwaalde kokosnoot.
De sfeer is gemoedelijk.
De lokale bevolking rijdt wat heen en weer op brommertjes, haalt zo nu en dan wat proviand bij de boten die enkele keren per dag van het vasteland komen en leunt de rest van de dag wat tegen de warmte aan. Wij doen hetzelfde.
We hebben voor een week een kleine houten ‘cabin’ gehuurd. Groot genoeg voor een bed en een badruimte. We hebben een zitje waar we ons vergapen aan de apen die dagelijks in groten getale langs ons huisje trekken. De ramen en deuren moeten we daarbij een beetje bewaken want ze zijn natuurlijk op zoek naar lekkernijen. In ons hutje kunnen ze brood en crackers vinden maar daar krijgen ze de kans niet voor. Zo nu en dan vergt het een reuzenzwaai met een felgekleurde bezem om de ‘hooligans’, zoals we ze zijn gaan noemen, buiten de deur te houden. Onze buurman, een 80-jarige Engelsman, gooit soms, met uiterste precisie, een harde vrucht naar de brutaalste aap. Meestal raak.
Hier op Tioman kwamen we sinds lange tijd weer eens Nederlanders tegen. Twee vrouwen, die lekker aan het bijkomen waren van drie weken backpacken door Maleisië, stonden flessen water te vullen. Een van de vrouwen monsterde onze herkomst en kreeg kennelijk het vermoeden dat we ook uit Nederland kwamen. Toen Nicole en ik met elkaar spraken, was het voor hen duidelijk en even later stonden we te kletsen op een manier die heel erg lijkt op landgenoten die elkaar in den vreemde ontmoeten. Alle ingrediënten van zo’n gesprek kwamen aan bod maar één nieuw en smakelijk specerij werd al snel aan het gesprek toegevoegd; Corona!
Van onrust met betrekking tot het corona virus is geen sprake hier op Tioman. En waar we in heel Zuidoost-Azië werden geconfronteerd met mondkapjes (niet vanwege corona maar vanwege de luchtvervuiling), ontbreken deze zo goed als helemaal in Maleisië. Wat ik wél merk, bij onszelf, onze Engelse buren en nu dus ook bij die twee Nederlandse vrouwen hier, is een soort mediagekte als het gaat om corona. We zijn allemaal op de hoogte van de laatste cijfers die horen bij de verspreiding van het virus en de sterfgevallen worden meegeteld als verliespunten in een grote corona-wedstrijd.
Voor ons voelt het (nog) als een uitwedstrijd, of een ver-van-ons-bed-show. We zijn nog niet op gesloten grenzen gestuit en hebben nog geen vluchten hoeven boeken, laat staan omboeken. Toch lezen we steeds meer berichten van fietsers die, op de weg die al achter ons ligt, problemen krijgen bij grensovergangen of die serieus rekening dienen te houden met een paar weken quarantaine als ze naar huis willen of naar het volgende land van hun reis.
Natuurlijk roept dit ook vragen bij ons op. Na Maleisië is onze logische volgende stap Indonesië en Bali, waar ons een loempia wacht, maar kunnen we dat land in tegen de tijd dat we bij de grens aankloppen? Belangrijker nog, kunnen we dat land ook weer uit tegen de tijd dat we weer richting Europa reizen? Naar welk land reizen we nadat we de loempia hebben weggespoeld? Door welke Europese landen kunnen we zonder problemen verder fietsen? Of is Europa niet onze beste optie?
De vragen worden belangrijker naarmate we Bali bereiken dus we blijven alle ontwikkelingen in de media en op de fora waar fietsers ervaringen uitwisselen, op de voet volgen. Maar nu even niet…
Nu zijn we op Tioman, ooit uitgeroepen tot een van de mooiste eilanden ter wereld. We voelen een lichte bries, kijken naar apen en enorme hagedissen. We knuffelen katten en drinken koffie voor ons houten hutje. En als mijn koffie straks op is, pak ik het boek van Bart Van Loo over de Bourgondiërs in de middeleeuwen. Wat een tijd was dat zeg!
We zitten aan een tafeltje in een van de oude straten van Šibenik, waar de prachtige steegjes het nog net niet verliezen van de toeristen, en kijken recht in de scheve snuit van een katholieke kerk. Het kerkje staat links en rechts in de steigers maar er wordt niet aan gewerkt. Zo te zien al jaren niet want de ankers en keilbouten zijn roestig.
Rechts, om de hoek van de kerk, troepen bejaarde toeristen achter een jongeman aan die alles in vermoeid Spaans uitlegt. De groep toehoorders draagt oranje koptelefoontjes waarmee ze in contact staan met de gids en die ze de vrijheid geeft om wat uit te waaieren. Voor de mond van de gids bungelt een microfoon.
De Spanjaarden tonen zich fanatieke fotografen. Twee mannen zijn met filmcamera’s in de weer. Zij staan noodgedwongen op de lip van de gids zodat er toch nog wat van zijn gedempte woorden op de band terecht komt.
Helemaal achteraan het groepje treuzelt een jonge gozer. Hij draagt een nonchalante rugzak en een baseball petje. Hij doet erg zijn best om niet bij het belegen clubje toeristen te horen maar de oranje koptelefoon op zijn oren vertelt een ander verhaal. Hij weet het maar doet toch een poging onzichtbaar te zijn. Uit medelijden schiet ik hem in mijn gedachten te hulp en maak van hem een aspirant gids die zijn snuffelstage beleeft.
Als even later de groep is gepasseerd, stappen twee stoffige werklieden, niet gespeend van enige vroomheid, het scheve kerkje binnen. De groene deur blijft op een kier staan waardoor ik de verleiding niet kan weerstaan om even naar binnen te gluren. Ik sta op van ons tafeltje en loop naar de kerkdeur, die ik nog iets verder openduw. Een paar tellen sta ik oog in oog met een heilige werkplaats. Het schip van de kerk ligt vol met steigerdelen waarvan de twee mannen er één naar buiten dragen. De deur gaat direct weer dicht en op slot.
Terug aan ons tafeltje valt me de heilige Johannes op die boven de kerkdeur staat afgebeeld. Hij ziet er opvallend nieuw uit en steekt zijn rechter wijsvinger in de lucht. Wil hij iets zeggen? Wil hij even de aandacht? Wil hij ons waarschuwen? Of wijst hij ons op de hemel? In ieder geval brengt hij me op een idee. Ik steek dezelfde vinger in de lucht om de aandacht van de bediening te vragen en bestel nog twee cappuccino’s.
Wie in ieder geval de zegen van boven ontvangen, zijn twee katten in de straat links van ons. Vol verwachting kijken ze met strakke blik vanaf het plaveisel naar een raam op de derde verdieping. Zij weten wat er gaat komen. Wij nog niet. Dan is er beweging op de derde verdieping en een kantelraam klapt open. Beide katten nemen hun posities in en laten zich door niets of niemand meer afleiden. De focus is geheel gericht op de dame die haar hoofd door het kantelraam naar buiten steekt om te zien of de ontvangers van haar zegen op de afspraak zijn. Een scherpe miauw klinkt ter bevestiging. Geritsel klinkt. De katten draaien nog een keer om hun as zonder dat ze de vrouw uit het oog verliezen. Dan valt de beloning uit de hemel en storten de beide katten zich op het lekkers. Ik kijk met een schuin oog naar de heilige Johannes. Zijn vinger hoog de lucht in en zie ik iets van een knipoog?
Na de koffie laten we ons door andere katten diep het oude centrum van Šibenik in lokken.
We zien een dikke rode kat die uitdagend ligt te rollen. We lopen erheen en aaien ‘m. Dan, iets verder weer, een klein zwart-wit kattenkopje.
We roepen en fluiten lokkend maar deze kat geeft niet toe. Nog iets verder ligt een poes heerlijk te slapen in een plantenbak.
We gaan ernaartoe en maken een foto. En zo raken we steeds verder weg van bekend terrein en steeds dieper verdwaald in het doolhof van de stad.
Trapje op trapje af. Hoekje om, poortje door. We lopen net zo lang door totdat de oude kronkelige stad eindelijk genoeg van ons heeft en ons plotseling weer uitspuugt op bekend terrein. Precies op tijd om onze tassen te vullen met verse proviand.
En daarmee zijn we klaar voor de volgende etappe langs de warme kust van Kroatië. Op weg naar Split.