We kunnen niet weg. Buiten slaat de zware regen hard en luid op de als dakpannen vermomde golfplaten daken. Wij kijken vanachter het raam van ons hoge uitkijkpunt naar buiten en zien een zee van mist. We hebben tijdelijk geen zicht op Vietnam en voor het eerst in ruim zeven maanden fietsen hebben we geen zicht op de route die op ons wacht. De regen gooit roet in het eten.
Op ons kleine hotelkamertje staan de fietstassen geduldig te wachten op het vroege vertrek dat ze zo gewend zijn. Maar het wordt later en later.
Het begon vannacht al met enkele zware klappen onweer. De bijkomende bliksem drong zich, ondanks de gesloten gordijnen, toch onze kamer binnen. De bliksemflitsen werden feller toen de stroom uitviel. Een blik door het hoge raam leerde ons dat niet alleen ons hotel, maar het hele stadje zonder stroom zat. Beneden zagen we twee mensen met zaklampen door tuinen scharrelen. Op zoek naar licht. Meer zagen we niet.
Zullen we? Wachten we? Zo zitten we maar een beetje. Kijkend naar de regen die het raam teistert.
Als het plotseling even iets minder regent (je tuint er altijd in) binden we de juichende tassen aan de fiets en vertrekken. We zijn nauwelijks het stadje uit of een gigantische stortbui daalt op ons neer. Nicole draagt een regenjas, ik word daar benauwd van dus rij in mijn blouse. Binnen een halve minuut is die blouse tot de laatste draad doorweekt. Mijn broek volgt een kwart minuut later. Als ik na een minuut of tien naar mijn schoenen kijk, voel ik hoe het water zich bij het aanzetten tussen mijn tenen en door mijn sokken omhoog perst. Ik zie het als zeepbelletjes uit de neus van mijn schoen borrelen. Ik ben doorweekt.
Plassen hoeven nu niet meer omzeilt te worden en voeten niet meer opgetild. Ik ben toch al zeiknat. Ik overweeg een sloot in te fietsen, gewoon omdat het me geinig lijkt. Ik bedenk me gelukkig net op tijd dat ik met fietstassen rijd, weliswaar waterdichte maar of ze onderwaterdicht zijn?
De regen valt met bakken uit de lucht zeggen we in Nederland wel eens, en jaarlijks sleep ik dan een zandzak naar de voordeur. Hier in Vietnam, vandaag, valt het met containers tegelijk uit de lucht. (In dit hele land heb ik tot nu toe nog geen douchekop gezien met zo’n lekkere stevige straal, bedenk ik me.) En zandzakken? Daar doen ze hier niet aan. Vrachtwagens lossen bergen puin en zand op plekken waar ze het water willen stoppen.
Terwijl we met enkele auto’s en brommertjes wachten op een graafmachine die zo’n berg puinzand aan het verdelen is (een berg voor ieder huis), zie ik in mijn rechterooghoek een kind in het kolkende water naast de weg verdwijnen. Het jongetje ziet door het vele water niet waar het bruggetje naar zijn huis begint of eindigt en stapt ernaast. Hij verdwijnt in een tel in het snelstromende water en beland onder het bruggetje voor zijn eigen huis. De stroming is sterker dan het jongetje en hij komt niet meer boven water. Ik sta machteloos met mijn fiets tussen mijn benen maar de man naast mij, die met een schep in de hand meehelpt de bergen puinzand te verdelen, reageert razendsnel en ziet kans om in het bruine water te graaien en weet de pols van het kereltje te grijpen. Hij trekt het joch in een ruk naar boven en zet hem in één zwaai met beide benen op het bruggetje. Van schrik geeft de man een harde brul. Het jongetje mankeert niets en veegt het water beduusd van zijn gezicht. Een tweede man is inmiddels bij de jongen en geeft ‘m een pak rammel van jewelste. Daarna levert hij het ventje in bij z’n ouders op het erf aan de andere kant van het bruggetje, waar hij opnieuw wordt getrakteerd op een flink aantal serieuze klappen.
We kunnen door. De graafmachine laat ons passeren en we ploeteren voort. Links en rechts staat alles inmiddels onder water. Akkertjes, pleinen en sportvelden verdwijnen onder het wassende water en ook de asfaltweg voor ons wordt meer en meer een waterweg.
We besluiten het kort te houden vandaag en vinden een hotel ergens boven op een berg (wel zo veilig). Daar trekken we een spoor van water via de hotellobby naar de derde verdieping en stropen in kamer 307 de natte kleren van onze lijven.
Ik sta als eerste onder de douche. Als ik de kraan opendraai, komt er uit drie van de 132 gaatjes die de douchekop telt een straaltje water.