• info@pedalenenverhalen.nl

Tagarchief Justin Guip

Opnamedag 1 (CBGB 12)

[In de zomer van 1996 maakte we in Utrecht kennis met de leden van de New Yorkse band Mer. Nadat we met Yam Yam in hun voorprogramma hadden gespeeld, nodigde de drummer van Mer, Justin Guip, ons uit om twee weken naar zijn studio in Brooklyn te komen om er een plaat op te nemen. Hier onze belevenissen.]

 

Met een enorme koffie van ’De Fransman’ (de Koreaanse Deli-aan-de-overkant-uitbater) in de hand druk ik op het knopje bij het zebrapad.
Don’t Walk.
Ik proef voorzichtig van de hete koffie met suiker en een sloot melk en vraag me af hoe het toch komt dat deze koffie me zo goed smaakt. Is het de koffie zelf of zijn het de omstandigheden? Ik neem de tijd, net als het stoplicht op de drukke kruising.
Als even later het stoplicht verspringt geef ik gehoor aan zijn opdracht en steek over.
Het duurt even voordat de deur wordt geopend. Een korte, zakelijke, begroeting van Aars. Gezonde spanning merk ik. We zijn begonnen.
’Staffhorst beneden?’, vraag ik kort.
’Ja, we checken de versterkers uit’, zegt Aars terwijl ie de trap naar de studio afdaalt.
Ik volg.

’Good morning guys’,zeg ik terwijl ik om het hoekje de kleine ruimte met versterkers in kijk. Bastiaan en Justin wijzen op dat moment naar een kleine Mesa Boogie versterker. Justin schiet de ruimte uit om me welkom te huggen. Een langgerekt ’Hey Aaaaaij’ van Staffhorst begeleidt hem daarbij.
’Dennis! Nice to see you man!’, zegt Justin. Hij zet daarbij z’n zwaarste stem op. Ik zeg iets vergelijkbaars terug en probeer zijn bastoon te kopiëren. We grijpen elkaars duimen en raken elkaar vervolgens kort met de borst. Met onze linkerhanden geven we elkaar klopjes op de rug.
’Coffee, anyone?’, vraag ik terwijl ik mijn beker oppak en de lucht in steek.
Aars en Staffhorst bedanken maar Justin lust wel een kop.
’All right, I’ll get you some’
Ik draai nog even een rondje door de studio.
Drumstel. Check!
Gitaren, Check!
Mixer, Check!
Recorder, Check!
Justin, Aars en Staffhorst, Check!
Versterkers, komt goed. Ik sta mezelf te verkneukelen. We zijn echt begonnen. In mijn broekzak voel ik of er nog een halve dollar voor koffie in zit. Terwijl ik twee quarters tussen het kleingeld vandaan vis vraag ik Justin hoe hij z’n koffie drinkt en neem me voor het antwoord voor de komende twee weken te onthouden.

Met de sleutel van de voordeur in de hand sta ik weer met mijn koffie bij het zebrapad.
Don’t Walk.
Ik merk tijdens het wachten dat ik zin heb om iemand te vertellen dat ik met mijn band uit Nederland aan een album werk hier in Brooklyn. ’De Fransman’ lijkt de juiste persoon om dit heugelijke feit mee te delen maar ik besluit het toch nog even voor me te houden. Hij heeft alle tijd en gelegenheid me een dezer dagen zelf te vragen wat mij naar New York brengt. Dan vertel ik het hem.
Walk.

’More Coffee?’ klinkt het van achter de toonbank.
’Yes, one more please.’
’Good Coffee’, zegt ie nog maar eens.
’The best!’, besluit ik.
Terwijl ik geselecteerde quarters neerleg neem ik me voor de volgende keer in het Frans te bestellen.

Terug in de studio kruip ik voor het eerst achter het drumstel van Justin. Een zwarte Pearl. 5-delig.
Terwijl ik het drumstel naar mijn wensen aanpas zijn Bastiaan en Justin nog steeds versterkers aan het beluisteren. Het lijkt erop dat het de Mesa Boogie gaat worden. Aars lijkt tevreden met zijn set up.
Ik merk dat ik me terughoudend opstel achter het drumstel. Ik ben niet geneigd om lekker vrij het wilde weg in te gaan spelen. Dit komt doordat Justin, de opnametechnicus, zelf drummer is. Ik heb ’m een paar keer zien spelen met zijn eigen band MER, en had al snel in de gaten dat hij technisch veel beter onderlegd is dan ik. Ik moet het vooral hebben van de dynamiek van de band. Daarbinnen voel ik me prima op m’n plek. Ik wacht dus rustig af tot de rest van de band klaar voor de start is.
Dit duurt verrassend lang. De plaatsing van de microfoons, de sound van de versterkers, de stemming van het drumstel, het kost allemaal uren voordat het in orde is.
Verder dan een aantal proefopnames, om het geluid op elkaar af te stemmen, komen we niet die dag.
Wel maken we aan het begin van de avond kennis met de huisgenoot van Justin. Hij is bedrijfsleider bij Barnes & Noble. Het eerste dat hij doet als hij thuis is van het werk is hash roken via een waterpijp. We laten hem rustig zijn gang gaan en maken ons op voor een hapje eten en daarna; op naar Manhattan! Vinnie en zijn Margherita’s wachten op ons in Brownies!

De Studio (CBGB 9)

(over hoe een Nederlands bandje op het legendarische podium van CBGB in New York terecht kwam)

 

Knock knock! De deur waarachter zich de tuin van Justin, onze producer, bevond kwam in beweging. Het smalle gezicht van Staffhorst verscheen in de deuropening. ’Héé Aaij,’ klonk het hard en schel terwijl de deur wagenwijd werd opengerukt. Aars schoot op de achtergrond uit zijn klapstoeltje omhoog en sprak dezelfde twee woorden als Staffhorst zo-even, waarbij hij de Héééé tweemaal zo lang maakte. Met beiden armen gespreid kwam hij op me af voor een ’hug’. Terwijl Joost evenzo hartelijk welkom werd geheten werden er in de tuin door Staffhorst snel twee klapstoeltjes bijgezet. Gezellig.

Wat er nog aan ontbrak in het kleine achtertuintje was koffie. Aars had ontdekt dat huize Brooklyn niet met een koffiezetapparaat was uitgerust zoals dat in ieder Hollands onderkomen wel het geval is. Koffie moesten we bij de Deli aan de overkant halen. 50 dollarcent voor een milkshake-formaat beker koffie. Daar kan je het zelf niet voor zetten. Ik ging er vier halen.

De ’Deli-aan-de-overkant’ werd bestierd door een kleine Koreaan. Zijn naam was Soo. Ik maakte een kort babbeltje met Soo en hij wist me te vertellen dat zijn naam vertaalt uit het Koreaans ’de Fransman’ betekende en dat hij als zodanig bekend stond in de wijk. Iedereen noemde hem de Fransman. Voor de beste koffie van Brooklyn moest ik dus bij de Fransman zijn, benadrukte hij met onvervalst Koreaans accent. Ik heb deze bewering overigens niet kunnen staven aangezien ik, bij mijn weten, in Brooklyn nooit ergens anders dan bij de Fransman koffie heb gehaald.

Na de koffie liepen we vanuit de tuin de keuken in van het huis dat Justin deelde met een shopmanager van Barnes & Nobles, en, zo nu en dan, met zijn vriendin. Geen van allen was aanwezig. De keuken zag er opgeruimd uit net als de rest van het huis.

Om bij de studio te komen moesten we een smalle trap af naar de kelder. De studio bestond uit twee ruimtes. De kleinste ruimte was geheel gevuld met gitaarversterkers. De grootste ruimte was de opnameruimte waar ook de matrassen van Aars en Staffhorst op de grond lagen. Bandrecorders, harddiskrecorders, drumstel, versterkers, microfoons en een grote schuiftafel omringden hun matrassen.
Een echte studio. Ik had er nooit eerder een gezien. De enige demo die we datzelfde jaar hadden gemaakt, hadden we gewoon in onze piepkleine oefenruimte aan de Haverstraat in Utrecht opgenomen. We hadden twee microfoons bij het drumstel aan het plafond gehangen, er lag er een voor de gitaarversterkers en door de laatste zong Staffhorst zijn partijen. Op een 4-sporen cassetterecorder, die buiten het oefenhok op een kratje bier stond, werd het geheel gemonitord en vastgelegd door Ernst Grevink (Oertroebadour Erny Green). Dat was mijn studio ervaring tot dan toe.

In de kelderstudio in Brooklyn aangekomen, werd mijn blik gevangen door het zwarte Pearl-drumstel dat in de hoek stond ingebouwd en door een 4-tal microfoons werd aangewezen. De parel schreeuwde erom bespeeld te worden maar dat moest helaas nog even wachten. Justin was nog niet thuis en het was zijn drumstel. Een drumstel dat hij ook voor live optredens gebruikte met z’n eigen band MER. Justin had Aars en Staffhorst eerder die morgen, toen hij ze hun slaapplek in de studio wees, op het hart gedrukt nergens aan te komen zolang hij er niet bij was. Dat gold dus ook voor het drumstel.

We moesten nog een dag wachten tot onze eerste opname-sessie. Nog even genoot ik in de kelder van de voorpret en de gedachte dat we écht een plaat gingen opnemen in ’focking’ New York.
Terug in de postzegeltuin begonnen we plannen te maken voor de volgende dag. We bespraken welk nummer we als eerste gingen opnemen en welke arrangementen nodig waren. Staffhorst maakte een setlist en schreef nog enkele teksten uit. Ondertussen werd er door Joost bier gehaald bij de Fransman (’het beste bier van Brooklyn!’).
In de tuin klonken onze toekomstige hits nog even in hun kale akoestische vorm.
Morgen zou alles anders worden.

‘I left my wallet in El Segundo’ (CBGB 4)

(over hoe een Nederlands bandje op het legendarische podium van CBGB in New York terecht kwam)

[In de zomer van 1996 maakte Yam Yam (Staffhorst op Zang en Gitaar, Aars op Bas en Aaij op Drums) in Utrecht kennis met de leden van de New Yorkse band Mer. Nadat we met Yam Yam in hun voorprogramma hadden gespeeld (in Nobel te Delft), nodigde de drummer van Mer, Justin Guip, ons uit om naar zijn studio in Brooklyn te komen en er, onder zijn leiding, een plaat op te nemen…]

‘I left my wallet in El Segundo’

Nog diezelfde zomer ging ik voor het eerst een lange reis door Mexico maken. Ik studeerde Archeologie van Indiaans Amerika en ging met drie studiegenoten eens van dichtbij bekijken wat we allemaal op de universiteit aan het leren waren. Onze band Yam Yam lag begrijpelijkerwijs even stil.

Bij terugkomst stond me een verrassing te wachten. Staffhorst hing aan de telefoon en gebood me de koffers ingepakt te laten want we zouden een paar dagen later het vliegtuig naar New York pakken. Justin had gebeld met de vraag of we nog interesse hadden in het opnemen van een plaat, zo vertelde Staffhorst. Dit kon wat Justin betrof op zeer korte termijn. De tickets had Bastiaan daarom voor het gemak vast geboekt. Vertrek over enkele dagen.

Na mijn eerste reactie van euforie en ongeloof doemde er een zeer praktisch probleem op. Ik had geen geld meer! De reis in Mexico had ik afgesloten met een uitgebreide duikweek aan de prachtige stranden van Xpu Ha. Een PADI-duikcursus had mijn laatste reserves opgesoupeerd.

„Regel het maar Aaij, wij gaan naar New York!”, waren de woorden van Staffhorst voor hij de hoorn op de haak gooide.

Direct na het telefoontje van Staffhorst belde ik mijn goede vriend Joost om het nieuws te delen. Joost bleek al op de hoogte. Sterker nog, Joost ging mee! Hij zou als officiële bandfotograaf fungeren.

Twee praktische problemen moesten er vóór vertrek nog worden geregeld; mijn geldprobleem en een slaapplaats in New York want er was maar beperkt plek in de studio in Brooklyn. Daar konden maximaal twee mensen terecht. Joost en ik moesten op zoek naar een alternatieve slaapplaats.

Ik had zo één twee drie geen oplossingen voorhanden.

Het eerste probleem: GELD

Aangezien ik al mijn reserves in Mexico had aangesproken was, op korte termijn, lenen het enige echte alternatief. Mijn trots stond in de weg om vrienden of familie hiervoor in te schakelen dus ik besloot te gaan informeren bij de Rabobank (géén vriend en géén familie). De opties die ze mij boden waren tweeledig. Zo kon ik mijn kredietplafond verhogen van 500 gulden naar 1500 gulden. Dat bood me de ruimte om in ieder geval het ticket naar New York te betalen.

Dus: kredietplafond verhoogd.

Die 1000 gulden extra krediet was natuurlijk bij lange na niet voldoende om ook nog eens twee weken van te kunnen leven in het peperdure New York. Dus we moesten doorpakken. Gelukkig had de in het strakke mantelpakje gehesen Rabobank-meisje nóg een optie. Ik kon natuurlijk ook nog een creditcard aanvragen. Met haar roodgelakte nagel tikte ze op het foldertje met informatie over de aanvraag van een creditcard. „Voordeel, in jou geval, is dat iedere opname met deze kaart een kalendermaand later wordt afgeschreven”, aldus het mantelpakje. De kaart bood mij de gelegenheid tot het maximale bedrag van 3000 gulden op te nemen.

Dus: creditkaart (met spoed) aangevraagd.

Horde nummer één was hiermee genomen. Aan (geleend) geld voorlopig geen gebrek.

Lees de volgende keer over het oplossen van probleem twee; de slaapplaatsen!

Live in Delft (CBGB 3)

(over hoe een Nederlands bandje op het legendarische podium van CBGB in New York terecht kwam)

De volgende ontmoeting met de Amerikaanse bandleden van MER was een paar dagen later, tijdens een optreden in Delft. De naam van de zaal kan ik me niet meer herinneren maar het optreden des te beter. We speelden met Yam Yam in het voorprogramma van Mer. Voorprogramma’s pasten ons het beste gezien ons 20-minuten-repertoire.

In Delft was het publiek niet bepaald in grote getale op komen dagen. Ik schat een man of 30. Het was hard werken en met ieder nummer nam mijn humeur af. Dit had een tweetal redenen. Het podium waarop we stonden te spelen was om te beginnen veel te klein. Ondanks dat we maar met z’n drieën waren stond Aars (koosnaam van onze bassist) met mijn Crash-bekken in zijn nek. Hij zag zich genoodzaakt het gehele optreden met gebogen hoofd te spelen om aan mijn rake-bekken-klappen te ontkomen. Alsof dat niet genoeg was, had ik ook nog eens last van wat je noemt een ’lopend drumstel’. Dat is als de vloer zó glad is dat je bass-drum aan de wandel gaat. Ik moest brood meenemen om dat ding na ieder nummer terug te halen!

In die begintijd eindigden we ieder optreden met ons succesnummer ’Catch Your Eye’; een bikkelharde jam die naar believen kon worden opgerekt. Onder toeziend oog van de mannen van MER (ze hadden ons niet eerder zien spelen), maakte we er bij onze toegift een dolle boel van. Mij kon het al lang niet meer schelen dus ik zwalkte langzaam maar zeker achter mijn bass-drum aan naar de rand van het podium. Trommels en bekkens lagen ondersteboven op het podium. Al die tijd bleef ik doorspelen. Ik was inmiddels strontchagrijnig maar tot mijn verbazing zag én hoorde ik dat het publiek almaar enthousiaster werd. De apotheose duurde een kleine 10 minuten. Niets van mijn drumstel stond nog overeind. Toen het stof was gaan liggen, was het publiek door het dolle heen. We gingen af als ware helden. Staande ovaties, bier en schouderklopjes waren ons deel.

Hoofdact MER kon beginnen.

Het bleef nog lang onrustig in Delft. We hebben die avond met z’n allen een gat in de nacht gezopen en gingen met de man 50 gulden in de zak terug naar Utrecht.

Die avond in Delft was ook de avond dat Justin Guip, de drummer van Mer, ons voorstelde eens naar zijn studio in Brooklyn te komen. Hij was onder de indruk geweest van ons optreden en het leek hem wel wat om met ons een plaat op te nemen, zo zei hij. Dat leek óns natuurlijk ook wel wat maar we namen zijn opmerking verder niet al te serieus. We hebben hem er in ieder geval nooit aan herinnerd.

Wordt vervolgt

12
Translate »