• info@pedalenenverhalen.nl

Tagarchief hilversum

Decembersneeuw (een kerstherinnering voor Joost)

Het is de tijd van de millenniumwende. Heel even woon ik anti-kraak in Hilversum. In een roestbruine huishoudschool aan de Larenseweg. Afbeeldingen van naald en draad op lichtgeel glazuren wandtegels en de achtergelaten paspoppen naast stoffige werktafels verwijzen naar een bedrijvigheid die voorgoed in stilte is gekleed.

Ik dwaal met een van de paspoppen onder mijn rechterarm door de lege gangen en klaslokalen, op zoek naar manieren om huisgenoten aan het schrikken te maken. 

De paspop in kwestie

Mijn drie huisgenoten zijn er niet.

In een van de klaslokalen op de begane grond woont mijn beste vriend Joost. Met hem breng ik de meeste tijd door en samen hebben we er een gewoonte van gemaakt elkaar de stuipen op het lijf te jagen door werkloze paspoppen, voorzien van ons beider garderobe, in donkere hoekjes of achter stille deuren op te stellen. We leven continu op onze hoede in de huishoudschool want de schrik die je bij zo’n valstrik om het hart slaat is van het ergste soort. Deze huivering vervloeit echter direct in de vrolijkste vorm van opwinding die het zoeken naar een nóg angstaanjagendere hinderlaag met zich meebrengt.

Op de benedenverdieping hebben we alle duistere hoekjes en deuren al eens van gedaantes voorzien. Ik beklim de donkere granieten trap met fossiele afdrukken erin, naar de eerste verdieping. Buiten ligt de Larenseweg onder een dun laagje sneeuw. 

De trap, die meisjes heeft gezien als in puberdromen, brengt me naar onbekend terrein. Bovenaan de trap bevindt zich de verdieping van de ‘twee huisgenoten die wij niet kennen’. Ik verken het onbekende om er kolossale paspoppen-angst te verspreiden en beweeg me daarbij op overduidelijk heimelijke wijze. Beneden mij zie ik de pop tegen de trapleuning staan. Gekleed in trainingsbroek en ‘hoodie’ houdt ze, want haar vormen zijn herkenbaar vrouwelijk, onbewogen wacht. 

Het zwart van de traptreden verdiept zich naarmate ik hoger kom. Helemaal boven is het aardedonker. Even overweeg ik mijn onderneming te staken maar mijn hand grijpt reeds gretig om zich heen; tastend naar een lichtknop. De koude muur geeft geen schakelaar prijs op de voor de hand liggende plek. Als even later mijn ogen het donker kunnen lezen, laat ik het erbij en stap verder de duisternis in.

Eigenlijk is het al voldoende om de paspop op te halen en hierboven in het schaduwrijk neer te zetten, bedenk ik. Gewoon bovenaan de trap, een paar meter de gang in, is voldoende om van de pop een schemerig figuur te maken. Je schrikt je werkelijk het apelazarus als je de schim gewaarwordt, zo stel ik me voor. Bij die gedachte schiet er een kille huivering door me heen. Ik vind het griezelig worden.

Lichtvoetig en vervuld met de adrenaline van opwindende opluchting, trippel ik de trap af en sleep de pop naar boven. Razendsnel geef ik haar een plekje aan de rand van de duisternis en in de buurt van de kamerdeuren van onze onbekende huisgenoten. Ik schik haar buigzame armen, kantel haar heup en maak van de pop een levensechte schaduw.

Even later ben ik terug in mijn woonkamer achter in de school, die in oude tijden dienstdeed als werkkamer van de directeur. Ik plof met verhoogde hartslag neer op mijn kringloopbank. Voorpret maakt zich meester van me.

En dan is het plotseling gedaan met de voorpret. Ik begin me af te vragen of onze huisgenoten er de humor wel van in gaan zien. Het is toch een soort lugubere grap die helemaal verkeerd kan vallen, bedenk ik. ’Leven en laten leven’ is de ongeschreven regel hier in de voormalige huishoudschool. Met een logge paspop ga ik die regel nu te lijf. Bovendien bestaan er verhalen van mensen die zich letterlijk dood schrikken dus stel je voor.

De grap lijkt nu, zo’n vijf minuten later, ineens een heel slechte. Ik besluit de pop vlug weg te halen nu ik nog alleen in de school ben. Omdat iedere seconde telt om de zieke streek ongedaan te maken, spring ik op mijn vouwfiets en snel door de lange gang van de directiekamer naar de entree van de school. Aan het einde van de gang, én bij de zware bruine voordeuren, laat ik een lang rubberzwart remspoor op de gladde tegelvloer achter. Voor de grote granieten trap spring ik van de fiets en sprint naar boven alsof de duvel me op de hielen zit.

In het donkere gat van de gang gun ik mijn ogen onvoldoende tijd om te zien. Onrustig zoek ik naar het silhouet van de paspop. Met gestrekte armen loop ik naar de plek waar ik de schim had achtergelaten. Ik stuit op een muur, draai me om, en zie met het beetje licht uit het trapgat dat de pop is verdwenen. Direct merk ik dat slikken niet meer goed lukt.

Stilletjes en met de schrik van de betrapte dief in mijn lijf, beweeg ik me naar het licht.

Beneden bij de entree kijk ik, door het kleine raampje naast de massieve deuren, naar buiten. 

Nergens zie ik een voetafdruk in de donzen decembersneeuw.

1
Translate »