Negentig meter werden er tachtig. Klik.
Tachtig meter werden er zeventig….
De drie mannen hielden stil en drukten af. Weer een foto van de rustende jaguar.
Van zeventig meter werd er zachtjes verder geschuifeld. Centimeter voor centimeter beslopen de drie de jaguar. Het dier was op zijn hoede en werd wat onrustig van de naderende mannen. Jesús deed daarop een stap terug. De twee Hollanders schrokken verder terug. De reusachtige kat kwam daarop in beweging en richtte zich langzaam op. De mannen spoedden zich terug naar de bus en nog voordat de jaguar volledig overeind stond, stonden de drie weer veilig in de touringcar. Pure adrenaline zorgde voor bibberende camera’s. Klik. Klik.
Vanachter de veilige grote voorruit van de touringcar zagen ze hoe het imposante dier de weg verder overstak en langzaam door het dichtbegroeide woud werd opgeslokt. Een laatste ‘klik’ van een camera klonk. In de bus werd de adembenemende stilte ingeruild voor een druk en opgewonden geroezemoes.
Het mooie en speciale moment werd nog lang en uitgebreid besproken op de weg naar Tikal. Het bezoek aan de archeologische site was met deze ontmoeting met de jaguar al méér dan geslaagd, zo was de algemene conclusie.
‘Wow’, klonk het uit mijn mond. En na een korte stilte vroeg ik Jesús of ie sindsdien ooit nog een jaguar had gezien. ‘Nee’, was zijn simpele antwoord. Hij had nooit meer een jaguar gezien.
Ik merkte dat ik ondertussen met mijn blik de randen van het woud, links en rechts van de weg, minutieus afspeurde; in de hoop er de jaguar, zovele jaren later, opnieuw aan te treffen.
Tevergeefs.
Toen verraste Jesús me met de volgende woorden: ‘Ik twijfel er nú aan, Dennis, of ik destijds wel een jaguar heb gezien…’
Abrupt stopte ik mijn speurwerk naar de jaguar en keek Jesús vragend aan.
‘Hoe bedoel je? Je vertelt me toch net dat jullie een jaguar zagen! Was het een ánder beest dan? Je hebt er toch foto’s van?!’.
‘Dat is het ‘m juist’, zei Jesús.
’Die foto’s…’.
Het moet zo’n jaar of twaalf á dertien geleden zijn geweest dat mijn werkterrein bestond uit de landen Mexico, Guatemala, Honduras en Belize. Ik was destijds reisbegeleider bij Djoser. Met groepen van een man of twintig doorkruiste ik Centraal Amerika, op weg naar koffieplantages, archeologische sites, markten, kerken en prachtige natuur. Soms was ik met een groep een kleine maand op pad.
In ieder land werden we rondgereden door telkens een andere (lokale) buschauffeur. In Guatemala was dat niet anders en op de grens tussen Mexico en Guatemala stapte ik met vierentwintig Nederlandse reizigers over van de Mexicaanse bus van Angèl naar de bus van de Guatemalteekse chauffeur Jesús. Een duidelijke promotie als we op de voornamen van de beide heren moeten afgaan. Helaas gingen we er wat bus betreft, enorm op achteruit.
De volgende dag, het was half vier in de morgen, zette we koers richting Tikal, een adembenemende Maya-stad in het midden van de diepe jungle van Guatemala.
De reizigers lagen, gezien het vroege uur, al snel weer te slapen in de bus terwijl Jesús en ik de ontluikende dag vast samen doornamen.
Nog ver voor zonsopgang reden we het dichtbegroeide oerwoud in, op weg naar Tikal. Voor ons lag een kilometerslange weg die de bus in de donkere dieptes van de jungle bracht. Aan het einde van deze weg openbaart zich de wonderschone Maya-stad met haar imposante Piramide van de Grote Jaguar en het prachtige Paleis van de Edelen.
Ik had de reis al enkele keren gemaakt. Telkens was het Jesús die me als chauffeur naar Tikal bracht. Jesús is bepaald geen spraakzame man en het was pas na de derde reis naar Tikal dat er iets van een vriendschappelijke band tussen hem en mij was ontstaan. De vierde reis, kan ik zeggen, konden we het zéér goed met elkaar vinden. Echter, het was de vijfde reis die we met elkaar maakten die mij kippenvel bezorgde en die ik van mijn leven nooit meer zal vergeten…..
Wordt vervolgd