We fietsen nu ruim een week in Thailand. In tegenstelling tot de waterkou in Nederland is het hier nog altijd rond de 35 graden warm. Tijdens het fietsen loopt het zweet nog altijd in de bilnaad. En precies daar zijn de laatste dagen enkele ongemakken ontstaan. De rek is na 13.000 kilometer uit mijn Brooks zadel en dit in combinatie met een zweetreet heeft een duivelse uitwerking op mijn achterste. Gisteren en eergisteren ging het lopen daardoor helemaal niet gemakkelijk.
Nu heb ik besloten een ander zadel te kopen. Op goed geluk want het assortiment aan fietszadels op onze route is niet breed, maar er moet iets gebeuren. Ook heeft Nicole een mailtje met mijn kontklachten naar onze huisarts gestuurd. Er is geen snelle oplossing dus volgen we de weg der geleidelijkheid met een pot vaseline in de hand en een nieuw zadel onder de kont.
Die weg moet ons naar het zuiden van Thailand brengen. We zijn vanuit Pattaya met de ferry naar Hua Hin gevaren en daarmee zijn we op een kilometer of 800 van de grens met Maleisië aanbeland. We hopen dat de weg naar het zuiden mooier wordt dan de route die we tot nu toe door Thailand hebben gefietst. De weg naar Pattaya was vreselijk.
Dit brengt me bij de plaats Pattaya.
De reis heeft me tot nu toe veel gebracht. Oneindige indrukken vullen mijn hoofd nu al bijna een jaar. Eergisteren is daar een noemenswaardige indruk aan toegevoegd. Ik weet hoe de hel eruitziet! En die hel heet Pattaya. Nog nooit, maar dan ook nog NOOIT in mijn leven heb ik een verschrikkelijkere plek op aarde gezien dan Pattaya.
We fietsten ernaartoe omdat vanuit Pattaya de ferry naar Hua Hin vertrekt. Die hadden we op het oog om zo de drukte ten zuiden van Bangkok te kunnen mijden. Met de twee uur durende overtocht sneden we een hoek af die andere fietsers ons hadden afgeraden te fietsen.
Toen we om 11 uur in de ochtend op de pier verschenen en tickets hadden gekocht voor de oversteek van 13.00 uur, besloten we de twee uren tot het vertrek te gebruiken om het centrum van Pattaya te bekijken en er de lunch te genieten.
We hielden het alles bij elkaar een half uur vol in het godverlaten oord. Junks en andere verloren figuren die zich als zombies door het uitgestorven partycentrum bewogen en ons links en rechts voorbijflitsten maakten van het ritje door het centrum een freakshow. Een freakshow waar we heel ongemakkelijk van werden.
We gingen rechtsomkeert en vonden een lunchtafeltje buiten het centrum. Het was een klein restaurantje waar vader en moeder de scepter zwaaiden. Ik bestelde een gefrituurde rijs met zeevruchten. Toen de vrouw zag dat ik hongerig was en mijn bord binnen no time leegat, kwam ze met de pan rijst en groente en schepte ze nog een keer voor me op. ‘Free’, zei ze. Pas toen kon ik weer ademhalen. We waren aan de hel ontsnapt.
Als ik uit het raam kijk zie ik enkele vissersboten en een handvol zeilboten. Op de achtergrond ontelbare naaldbomen die zij aan zij enorme bergen beklimmen. De top van de berg is vanuit mijn positie niet zichtbaar. Een dik wolkendek kruipt van de toppen langzaam maar zeker naar beneden het kleine haventje in. We zitten in de ferry van Saltery Bay die zich zojuist van de kant heeft afgezet. De nacht hebben we tussen de naaldbomen aan de Sunshine Coast doorgebracht. Samen met de vogels moesten we voor het geluid zorgen. De bomen luisterden slechts. Heel in de verte kwebbelde een stroompje dat we eerder die dag met de fiets waren overgestoken.
We zijn om 8 uur vanmorgen op de fiets gestapt en ik drink nu mijn eerste koffie van de dag. Nicole heeft ervoor gekozen om aan de andere kant van het water een bakkie te nemen. Ze had gezien dat daar een koffietentje moet zijn. Nicole zit met een folder voor zich en heeft de smartphone in haar handen. Ze buigt zich over opties wat betreft de route en de overnachtingen. Komend weekend is het hier Labour Day Weekend. Dit betekent hoogst waarschijnlijk dat campings overbelasten zullen zijn. Ze mailt dus alvast enkele campings, op mogelijke routes, om te kijken of er plek is voor ons tentje. De camping in Sechelt heeft al positief gereageerd. Dat is mooi maar dan staan we er wel lang want als we vandaag lekker doorfietsen dan zijn we er vanmiddag. We moeten dus bedenken wat we gaan doen.
Dit geldt ook voor de rest van de reis. We naderen Vancouver vanuit het Noorden en zullen moeten overwegen wat we de laatste week gaan doen. Ergens nog een heen-en-weertje? Kunnen we ergens nog een mooi rondje fietsen? Gaan we terug naar Vancouver Island om toch nog naar Victoria te gaan?
We hebben nog ruim een half uur op deze overtocht om tot een plan te komen. Daarna nog een kopje koffie bij het tentje dat Niekie heeft gespot (als het er is). En dan denk ik dat we er wel uit zijn.
Op naar de rest van de dag!
Onze eerste dag op de fiets is een gedenkwaardige. We waren vroeg op en zaten iets voor zeven op de fiets. Remblokjes even opnieuw gesteld, stuur van Niekie recht gezet en gas op die lolly. Eerste doel van de dag was koffie. Die vonden we redelijk snel bij de firma met de gouden M. Veel alternatieven waren nog gesloten. Mijn koffie (large) gooide ik al voor mijn eerste slok omver. Over het vest van Niekie. Het was nog vroeg. Na de koffie (veel te large) sprongen we vol goede moed en goede zin op onze fietsen. Op weg naar de ferry die ons naar Nanaimo op Vancouver Island moet brengen. Aan de overkant van de Mac reden we Knight Street in, een lange weg die ons in een ruk naar de brug over de Fraser River brengt. We hadden de avond ervoor berekend dat het ongeveer 30 km moest zijn naar de haven waar onze ferry van de dag zal vertrekken. Zo’n twee uurtjes rijden ongeveer.
Dat liep anders.
Na vijfhonderd meter op Knight Street trap ik ineens erg licht. Ik kijk naar mijn voorste tandwiel en zie dat een belangrijk item ontbreekt. De ketting. Ik besloot zo vroeg in de morgen, en om de pret niet bij voorbaat te drukken, een terechte vloek voor me te houden. Rustig ademen en kijken hoe we de situatie de baas worden, dacht ik. De ketting zwabberde in gebroken toestand rond mijn achterste tandwieltjes. Afstappen, fiets op de standaard. Alle tijd voor Niekie om te vragen: “En wat nu?”. We hebben deze situatie al eens eerder aan de hand gehad toen Niekie twee jaar geleden een van de eerste serieuze beklimmingen in de Ardennen energiek aanving. Toen ze merkte dat het verzet iets te zwaar stond schakelde ze terug tijdens de klim. Een ketting vindt dat niet leuk. Met mazzel waren we in de buurt van een fietsenwinkel waar we de ketting konden repareren. Destijds kochten we een extra setje schakeltjes. Die kwamen nu goed van pas. Ze zaten keurig in het zadeltassen dus de ketting kon in vijf minuutjes worden gerepareerd. En zo geschiedde. Terwijl we aan de kant van de straat stonden werden we al aangesproken door een voorbijganger. Hij kon ons niet helpen en wist ons geen fietsenwinkel te wijzen. Even verderop werden we bekeken door een Chinese vrouw. Tijdens mijn poging om mijn handen, zwart van het kettingvet, schoon te poetsen (zand en water) begon ze te wenken. “Sorry, sorry!”, riep ze. Haar wenken vertelde me dat ik bij haar in huis mijn handen kon komen schoonmaken. Ik liep op haar af terwijl ze haar ‘sorry’ inwisselde voor de woorden “Thank you, thank you!”. “Dog, Dog”, herhaalde ze toen ze de poort voor me opende. Een grijze bulldog sprong tegen het hekje en blafte. Gelukkig was de hond lief. “Sorry, sorry”, klonk het weer. Ik zei haar dat alles okay was. De Chinese dame bracht me naar een kraan aan de zijkant van het huis. Ik vroeg haar of ze misschien een beetje zeep voor me had en omdat ik het vermoeden had dat ze het Engels niet machtig was, maakte ik voortdurend handenwasbewegingen. “Oh, Sorry, thank you”, en weg was ze. Toen ze terug om het hoekje verscheen had ze een fles wasverzachter bij zich. Ze goot behulpzaam iets van het paarse goedje in mijn handen. Nu was het mijn beurt om haar te danken. “Thank you, thank you”, zei ik en zag haar kleine instemmende buiginkjes maken. De wasverzachter deed zijn werk. Ik had de kraan nog niet afgesloten of er verscheen een doos tissues onder mijn neus. “Sorry, sorry”, klonk het weer. “Thank you, thank you”, herhaalde ik en begon ook lichte buigingen te maken. Het leek allemaal zo gepast. Nog een vriendelijke aai over de bol van de bulldog en we konden weer op weg.
Toen we eindelijk het einde van Knight Street bereikten, kronkelende we verder richting brug. Na een uurtje fietsen besloten we nog een tros bananen te kopen voordat we de brug overgingen. Na het banaantje kwam ik er op de app Maps.me achter dat de brug geen brug was maar een tunnel. Ik vroeg een meisje van de fruitboerderij of de tunnel goed te doen was met de fiets. Opeens werd het spannend want het meisje had geen idee. We fietsten verder richting tunnel maar werden door de verkeersborden teruggefloten. Verboden voor voertuigen die niet harder konden dan 60 km/h. Nu haal ik dat in een goede afdaling maar dat maakt nog niet dat we tot de categorie plus 60 km/h behoren. Niekie keek me vragend aan: “En wat nu?”. Dat was de tweede keer op dag 1 dat die terechte vraag passeert. Ik beriep me op de app en zag maar een alternatief. Langs de rivier opfietsen richting de volgende brug. “Hebben we toch lekkere banaantjes gescoord”. Daarmee probeerde ik de extra 20 a 30 km die in het verschiet lagen af te doen. Niekie humeur was echter niet stuk te krijgen dus huppekee! Fietsen omkeren en gas op de lolly!
De nieuwe route was niet helemaal duidelijk dus we moesten hier en daar enkele ‘beslissingen op het gevoel’ maken. Die beslissingen maakte ik want de navigatietaak lag grotendeels bij mij. Ik ging bij mijn keuzes uit van het volgende principe: als je alsmaar naast de rivier fietst, kom je vanzelf bij de volgende brug! Waterdicht principe in mijn boekje.
Ook dit liep anders.
We passeerden kinderparadijzen, bioscopen, ijshockeybanen en zwembaden tot we werden vergezeld door steeds meer enorme trucks met zand, hout en andere bouwmaterialen. Ook veel afval, viel me op. Toen we aankwamen bij een weg met een bordje waarop werd aangegeven dat het vervolg van de weg niet helemaal af was en dat derhalve gebruik van die weg geheel op eigen risico verliep, zagen we geen probleem. De rivier stroomde immers nog steeds rechts van ons en er lag voldoende asfalt om onze weg te vervolgen. We fietsen lekker door. Links van ons lieten de trucks hun ladingen los. Het leek een grote stortplaats. In de verte zagen we een muur van zeecontainers opdoemen. Geinig, dacht ik, en maakte er een vrolijke selfie van ons. Iets voorbij de zeecontainers werd de asfaltweg een weg van los zand. “Off the Piste”, schreeuwde ik Nicole toe en zette aan voor het eerste stuk. Niekie volgde behendig. De zandweg was tamelijk lang en lastig. We ploegen ons een weg langs de rivier. De brug zou onze beloning worden. Toen bereikten we een hek. Zo’n hoge. Heras hekwerken-model. De zandweg liep dood. Ik besloot toch maar eens te vloeken. Daarna was het de beurt aan Nicole: “En wat nu?”. Terug. De hele zandweg en het asfaltstuk naast de stortplaats.
Toen dit achter ons lag leek het ons handig om de app een instructie te geven om een fietsroute te maken naar de ferry. Iets wat we veel eerder hadden moeten doen natuurlijk. De app rekende ons voor dat het, van waar we ons bevonden, nog 47 km was naar de ferry. Dat ding leek met het uur verder weg te liggen. De zekerheid van een goede route gaf ons al snel het gevoel dat we weer lekker bezig waren. “Goed voor de kilootjes”, was mijn positieve draai dit keer.
Ik schrijf dit verhaal overigens op de ferry die ons naar Nanaimo brengt dus we zijn uiteindelijk gekomen waar we wilden zijn. We hebben er een slordige 69 km over gedaan. Het is inmiddels half vijf in de middag dus we zijn wat vertraagd. We hebben wel al een camping op Vancouver Island op het oog. Het lijkt niet heel ver fietsen van de boot maar het kan altijd nog anders lopen natuurlijk.