Deze column werd door de redactie van de krant Metro gekozen als beste lezerscolumn en verscheen in de krant op 16 maart.
Zoals iedere zichzelf respecterende supermarkt, doet ook onze buurtsuper aan spaaracties. Na iedere boodschap word ik vriendelijk gevraagd of ik behoefte heb aan zegeltjes.
Ondanks de zeer Hollandse traditie van het zegeltjes sparen, word ik telkens weer overvallen door deze vraag. Ik ben er maar hoogst zelden op voorbereid. Ook nu niet, bij het afrekenen van een stuk belegen kaas en twee pakken melk.
Nadat de zegeltjesvraag tot me doordringt, schiet mijn blik van poster naar videodisplay en weer terug. Ik ben naarstig op zoek naar een reclame-uiting die verraadt welke spaaractie er deze week actueel is.
Ik vind geen enkele houvast.
De kassajuffrouw herkent de vertwijfeling en schiet professioneel te hulp. ’U kunt sparen voor stíckies,’ zegt ze.
Door deze woorden neemt bij mij de verwarring toe. In een reflex kijk ik achterom naar de tabaksbalie om te kijken of ik daar een glas of pot zie met voorgedraaide joints, zoals ik die wel eens heb zien staan bij coffeeshops, lang geleden in mijn studententijd.
Vrijwel tegelijkertijd word ik me bewust van de onmogelijkheid van deze spaaractie en draai me weer, met vragende blik, terug naar de kassajuffrouw. ’Spekkies,’ hoor ik haar nu tot mijn grote opluchting zeggen.
Dat klinkt een stuk onschuldiger.
Ik antwoord de caissière dat ik geen spekjes lust, dus de spaarzegels met alle liefde aan de vrouw achter mij in de rij wil schenken (de vrouw heeft namelijk iets weg van een moeder met kinderen die dol zijn op spekjes). Even kijk ik met een tevreden glimlach naar de vermeende moeder.
’Nee, STEKKIES!’ brult de kassajuffrouw nu van opzij. Ik durf haar niet goed aan te kijken en hou daarom mijn blik gericht op de vrouw achter me in de rij.
’Plantjes,’ souffleert deze bemoederend.
’Ah, stekkies!’ zeg ik, en mompel er ’plantjes’ achteraan. Nu ik mijn gedachtes weer op een rij heb, draai ik me een halve slag om naar de caissière en zeg:
’Ja, doet u maar!’
Weigeren lijkt me na al deze misverstanden ineens heel ongepast.
De kassajuffrouw scheurt een zegeltje van het rolletje uit haar kassa en geeft me deze samen met de kassabon.
Bij het aanpakken waait het zegeltje als een herfstblaadje op de grond. Het kost me enige moeite het kleinood op te rapen. Ik kan geen blikken meer dulden en loop zonder omkijken de winkel uit.
Ik durf niet om een spaarkaart te vragen.
De Fransen hebben een verbod ingevoerd op de opvoedkundige of ’corrigerende’ tik. Wat ik niet wist is dat een soortgelijke wet in Nederland al sinds 2007 bestaat. Is dit verbod nu goed of slecht?
Als er wordt gesproken over een corrigerende tik of pedagogische tik, ben ik geneigd het positieve ervan in te zien. Zowel corrigeren als pedagogie associeer ik (ik ben docent) direct met een leerproces; dus positief. Kiest men voor woorden als ’lijfstraffen’ of ’slaan’, klinkt het ineens veel negatiever. En zodra tegenstanders het woord ’mishandeling’ in de mond nemen, ben je als voorstander kansloos in het debat; dus verbieden maar!
Een veelgehoord argument van de tegenstanders is dat de corrigerende tik niet meer ’van deze tijd’ is. Dit roept alleen maar meer vragen op. In wat voor tijd leven we eigenlijk? En vraagt deze tijd niet juist om een corrigerende tik? Als ik de ’ja, maar-cultuur’ van mijn leerlingen (en in toenemende mate hun ouders) moet zien als iets van deze tijd, dan weet ik het wel. Ik zou pleiten voor een generale corrigerende tik.
Enkele weken geleden werd ik door mijn buurman gevraagd ’op te treden’ tegen de overlast die hij ondervond van zijn kleinzoontje. Het zit namelijk zo. Onze garage grenst aan de tuin van mijn buurman en heeft een metalen kanteldeur, u weet wel, zo’n garagedeur die prima dienst doet als voetbaldoel. Luidruchtig zijn ze wel die metalen garagedeurdoelen. Scoren bezorgt mijn buurman geluidsoverlast. Probleem is, zijn kleinzoon wil niet luisteren. Nu heeft hij zijn kleinzoon dus verteld dat ik boos was komen klagen over het gebruik van mijn garagedeur als schietschijf. De volgende keer, zo drukte mijn buurman zijn kleinzoon op het hart, zou ’de schoolmeester’, zoals hij me noemt, de bal afpakken. Dat moest zijn kleinzoon leren!
Nu was mijn buurman niet helemaal zeker of mijn verzonnen boosheid indruk had gemaakt op zijn kleinzoon dus kwam hij me vragen of ik de volgende keer als er tegen de garagedeur werd gevoetbald even overdreven boos wilde optreden. ’Vreemde ogen dwingen’, beargumenteerde hij. Ik moest de bal maar afpakken en bij me houden. Als ik wilde, mocht ik de jongen ook wel een draai om z’n oren verkopen. Dat zou hem leren.
Een corrigerende tik dus.
Zou mijn buurman in tegenstelling tot mij wél op de hoogte zijn geweest van het wettelijke verbod op de corrigerende tik? De tik aan mij uitbesteden betekent immers dat hij gevrijwaard is voor vervolging. Of is het beramen van een corrigerende tik ook strafbaar?
(Column eerder verschenen op metronieuws.nl)
Heb je ook zo genoten van de boekenweek? Wat viel het dit jaar op een fijn moment hè, zo met dat zonnetje erbij? Ik kreeg zowaar de zomer in mijn boekenbol!
Het boekenweekgeschenk dit jaar was ook een mooie. Vier- en vijfsterren recensies voor ’Een mooie jonge vrouw’ van Tommy Wieringa. Goede schrijver ook. Mocht je ‘Joe Speedboot’ van hem nog niet hebben gelezen, dan moet je dat beslist doen. Een meesterwerkje.
Adriaan van Dis werd ook nog even uit het stof gehaald en mocht de zendtijd van Mathijs van Nieuwkerk’s DWDD vullen voor (nog één keer) een aflevering van ‘Hier is… Adriaan van Dis’. Heerlijke televisie. Buitengewoon onthaastend ook. Ken je dat woord nog, onthaasten? Ik was het in alle haast bijna vergeten.
Ondanks al dat moois staat de boekverkoop zwaar onder druk. Bibliotheken sluiten hun deuren en geven uit arren moede cursussen ‘meer doen met de iPad’ of workshops ‘hoe lees ik een e-book’. Toch een beetje vloeken in de kerk, als je het mij vraagt.
Ik schrijf deze column trouwens op een iPad. In mijn ooghoek zie ik mijn e-reader liggen.
Naast mijn e-reader staat een cassette met twee boeken van Joost Zwagerman. Americana, verzamelde verhalen over Amerika. In de boekenweek gekocht bij de lokale boekwinkel. Ik werd er vriendelijk geholpen door een jonge boekverkoopster met kennis van zaken en hart voor het boekenvak. We raakten in gesprek over ‘reizen’; het thema van de boekenweek. We hadden beiden ‘De omweg naar Santiago’ van Cees Nooteboom als favoriet. Al snel spraken we over onze eigen Spaanse reiservaringen. Met mijn hoofd zat ik weer even helemaal op het Iberische Schiereiland toen ik de boekwinkel uitliep.
In alle rust vergat ik een mooie jonge vrouw.
(Deze column verscheen op 19-03-2014 in Het Witte Weekblad Kaag en Braassem)
Dagelijks rij ik, op weg naar huis, in mijn auto over de Herenweg in Rijnsaterwoude. De toegestane snelheid in het dorp is 30 kilometer per uur. Sinds kort staat er, om de weggebruiker aan deze snelheidslimiet te herinneren, een digitale snelheidsmeter langs de kant van de weg. Snelheden tot 30 kilometer per uur worden in goedkeurend groen knipperende cijfers weergegeven. Ga je 31 of harder, knipperen de letters in dreigend rode kleuren.
U bent gewaarschuwd. U rijdt te hard!
Prima initiatief. Het vele sluipverkeer en het zware verkeer dat door Rijnsaterwoude dendert mag best in toom gehouden worden. 30 kilometer per uur in het dorp is de limiet.
Ook het verkeer dat Rijnsaterwoude vanuit Leimuiden op de Herenweg nadert, wordt met zo’n zelfde digitale snelheidsmeter op haar snelheid gewezen. Het principe van de meter is uiteraard gelijk aan die in het dorp. Het enige verschil is dat buiten het dorp 60 kilometer per uur de maximaal toegestane snelheid is.
Nu is er met deze snelheidsmeter iets geks aan de hand. In plaats van een poging tot handhaving van de limiet van 60 kilometer per uur, wordt je namelijk als weggebruiker uitgedaagd deze limiet te overschrijden. Dat komt doordat de oplichtende snelheid bij deze meter niet van kleur verspringt bij 61 km per uur; wat je zou verwachten, maar bij een score van 62 km per uur. Ik gebruik bewust het woord ’score’ want ik benader deze paal, sinds ik hier achtergekomen ben, alsof ik een computerspelletje speel. Bij een snelheid van 61 kilometer per uur knipperen de cijfers nog altijd goedkeurend groen. Deze snelheidsmeter daagt mij uit. Ik heb de uitdaging geaccepteerd en probeer Rijnsaterwoude vanaf nu altijd met een snelheid van exact 61 km per uur te naderen.
In goedkeurend groen.
(Deze column verscheen op 15-01-2014 in Het Witte Weekblad Kaag en Braassem)