• info@pedalenenverhalen.nl

Tagarchief CBGB’s

Brownies, Avenue A (CBGB 10)

Nog diezelfde avond deden we voor de eerste keer de club ’Brownies’ aan, in Manhattan’s Avenue A. Dat was naast CBGB’s dé club die dagelijks een podium bood aan vier of vijf indie rock bandjes. Brownies zou uitgroeien tot onze favoriete ’hangout’ gedurende de twee weken in New York. Ik herinner me een indrukwekkend optreden van Dragmules en een vage band met cirkelzaken waar de vonken vanaf vlogen. Ook Mer, de band van onze producer Justin Guip, hebben we er zien spelen. Wat het voor ons allemaal nog mooier maakte was dat we kennis maakten met de barman van Brownies; Vinnie. Vinnie was een grote gast met Italiaanse ’Soprano’ roots die een fantastische Margherita serveerde (zijn paradepaardje). Vinnie was een aardige gast en zo dacht hij ook over ons. We werden vrienden voor twee weken. Dit resulteerde in het drinken van onbeperkte hoeveelheden Margheritas, tot ver na sluitingstijd. Nooit vroeg Vinnie ons te vertrekken. Pas als we onze konten gelicht hadden begon Vinnie met schoonmaken. Een rekening heeft ie ons nooit gepresenteerd. We waren zijn gasten en hij zou gekwetst zijn als we betaalden voor de Margheritas. Even dacht ik dat de hemel zich in Avenue A bevond.

(In deel 24 van dit feuilleton kom ik nog eens uitgebreid terug op Vinnie. Maanden later namelijk, zou Vinnie ónze gast zijn in Amsterdam en Utrecht. Laat ik vast dit zeggen: Vinnie heeft in die week bij ons een onuitwisbare indruk achtergelaten…)

Enfin, de eerste dag in New York kwam langzaam maar zeker tot z’n einde. Het was nacht en Joost en ik namen een taxi terug naar het appartement van Lou. Ik herinner me niet hoe laat we er arriveerde. Ik kan me ook niet herinneren onze gastheer Lou er te hebben aangetroffen. Toen we de volgende morgen wakker werden, was Lou in ieder geval reeds op zijn motor vertrokken naar Lexington Avenue, zoals gezegd, hij maakte extreem lange werkdagen. Wél vonden we een nieuw briefje op de koelkast.
’ I hope you’ve enjoyed your first night out in New York. Hope to see you tomorrow! Lou’

De dag erna zouden we Lou niet zien. De 12 daarop volgende overigens óók niet. Onze agenda’s liepen, laten we zeggen, niet helemaal synchroon.
De boodschap van Lou bleef op de koelkast hangen. Iedere dag paste hij slechts 1 woord aan. Zo werd first doorgekrast en vervangen door second, welke vervolgens een dag later weer werd vervangen door third, enz.
Lou was een grappig ventje.

De Studio (CBGB 9)

(over hoe een Nederlands bandje op het legendarische podium van CBGB in New York terecht kwam)

 

Knock knock! De deur waarachter zich de tuin van Justin, onze producer, bevond kwam in beweging. Het smalle gezicht van Staffhorst verscheen in de deuropening. ’Héé Aaij,’ klonk het hard en schel terwijl de deur wagenwijd werd opengerukt. Aars schoot op de achtergrond uit zijn klapstoeltje omhoog en sprak dezelfde twee woorden als Staffhorst zo-even, waarbij hij de Héééé tweemaal zo lang maakte. Met beiden armen gespreid kwam hij op me af voor een ’hug’. Terwijl Joost evenzo hartelijk welkom werd geheten werden er in de tuin door Staffhorst snel twee klapstoeltjes bijgezet. Gezellig.

Wat er nog aan ontbrak in het kleine achtertuintje was koffie. Aars had ontdekt dat huize Brooklyn niet met een koffiezetapparaat was uitgerust zoals dat in ieder Hollands onderkomen wel het geval is. Koffie moesten we bij de Deli aan de overkant halen. 50 dollarcent voor een milkshake-formaat beker koffie. Daar kan je het zelf niet voor zetten. Ik ging er vier halen.

De ’Deli-aan-de-overkant’ werd bestierd door een kleine Koreaan. Zijn naam was Soo. Ik maakte een kort babbeltje met Soo en hij wist me te vertellen dat zijn naam vertaalt uit het Koreaans ’de Fransman’ betekende en dat hij als zodanig bekend stond in de wijk. Iedereen noemde hem de Fransman. Voor de beste koffie van Brooklyn moest ik dus bij de Fransman zijn, benadrukte hij met onvervalst Koreaans accent. Ik heb deze bewering overigens niet kunnen staven aangezien ik, bij mijn weten, in Brooklyn nooit ergens anders dan bij de Fransman koffie heb gehaald.

Na de koffie liepen we vanuit de tuin de keuken in van het huis dat Justin deelde met een shopmanager van Barnes & Nobles, en, zo nu en dan, met zijn vriendin. Geen van allen was aanwezig. De keuken zag er opgeruimd uit net als de rest van het huis.

Om bij de studio te komen moesten we een smalle trap af naar de kelder. De studio bestond uit twee ruimtes. De kleinste ruimte was geheel gevuld met gitaarversterkers. De grootste ruimte was de opnameruimte waar ook de matrassen van Aars en Staffhorst op de grond lagen. Bandrecorders, harddiskrecorders, drumstel, versterkers, microfoons en een grote schuiftafel omringden hun matrassen.
Een echte studio. Ik had er nooit eerder een gezien. De enige demo die we datzelfde jaar hadden gemaakt, hadden we gewoon in onze piepkleine oefenruimte aan de Haverstraat in Utrecht opgenomen. We hadden twee microfoons bij het drumstel aan het plafond gehangen, er lag er een voor de gitaarversterkers en door de laatste zong Staffhorst zijn partijen. Op een 4-sporen cassetterecorder, die buiten het oefenhok op een kratje bier stond, werd het geheel gemonitord en vastgelegd door Ernst Grevink (Oertroebadour Erny Green). Dat was mijn studio ervaring tot dan toe.

In de kelderstudio in Brooklyn aangekomen, werd mijn blik gevangen door het zwarte Pearl-drumstel dat in de hoek stond ingebouwd en door een 4-tal microfoons werd aangewezen. De parel schreeuwde erom bespeeld te worden maar dat moest helaas nog even wachten. Justin was nog niet thuis en het was zijn drumstel. Een drumstel dat hij ook voor live optredens gebruikte met z’n eigen band MER. Justin had Aars en Staffhorst eerder die morgen, toen hij ze hun slaapplek in de studio wees, op het hart gedrukt nergens aan te komen zolang hij er niet bij was. Dat gold dus ook voor het drumstel.

We moesten nog een dag wachten tot onze eerste opname-sessie. Nog even genoot ik in de kelder van de voorpret en de gedachte dat we écht een plaat gingen opnemen in ’focking’ New York.
Terug in de postzegeltuin begonnen we plannen te maken voor de volgende dag. We bespraken welk nummer we als eerste gingen opnemen en welke arrangementen nodig waren. Staffhorst maakte een setlist en schreef nog enkele teksten uit. Ondertussen werd er door Joost bier gehaald bij de Fransman (’het beste bier van Brooklyn!’).
In de tuin klonken onze toekomstige hits nog even in hun kale akoestische vorm.
Morgen zou alles anders worden.

Lou (CBGB 6)

(over hoe een Nederlands bandje op het legendarische podium van CBGB in New York terecht kwam)

De vlucht vanuit Amsterdam verliep zonder problemen. Gelachen hebben we om de derderangs Oezbeekse films die ons tijdens de vlucht werden voorgeschoteld. Opvallend daarbij was de keuze om de films te voorzien van nasynchronisatie in plaats van ondertiteling. Nasynchroniseren an sich is niet zo zeer bezwaarlijk, ware het niet dat alle stemmen werden ingesproken door één en dezelfde man. Ik maakte me een voorstelling van deze man en zag een noeste Oezbeek voor me. Zo ééntje met eelt op z’n handen. Veel lichaamshaar, zware baard, overgewicht en een bontmuts gemaakt van de pels van een marter. Iets anders was moeilijk voor te stellen bij het horen van zijn lage ’Barry White-stem’.

We hadden met Lou afgesproken om direct na aankomst in New York naar Lexington Avenue te komen om elkaar daar in het advocatenkantoor, waar hij als ’associate’ werkte, te treffen.

Terwijl Staffhorst en Aars koers zette richting Brooklyn, gingen Joost en ik op zoek naar het advocatenkantoor aan de Upper East Side in Manhattan.

In de lobby aangekomen wachtte ons een zee van glimmend marmer die Joost en mij een zelfbeeld voorspiegelde die niet paste bij het kantoor. Een eenzame bewaker volgde ons vanachter een desk met zijn geïnteresseerde blik. De mode van die tijd had ervoor gezorgd dat we beiden in spijkerbroeken liepen die meer gaten dan spijkerstof kenden. De haveloze-look. Toen we de man naderden, vroeg hij ons op vriendelijke toon of hij ons van dienst kon zijn. Ik vertelde hem dat we een afspraak met Lou hadden. Na een kort telefoontje gaf de bewaker ons de juiste verdieping en wees ons de lift.

Ook de lift had een indrukwekkend marmeren uitstraling. We vlógen naar de 36e verdieping.

De liftdeur ging open en we liepen de gang van het advocatenkantoor binnen. Tas over de schouder. En daar kwam Lou aangelopen. Klein, gedrongen, kaal, maar in een maatpak van heb ik jou daar! Ik kende hem alleen als Lou in Bermuda broek. Van zijn overmatige lichaamsbeharing, die hem in Mexico zo uit de menigte deed springen, was in dit pak niets te zien. Zijn drie-dagen-baartje was ook verdwenen. Lou zag er gelikt uit.

Lou liet niets merken van enige afkeuring van onze gehavende spijkerbroeken en sjofele voorkomen. Hij groette me hartelijk, stelde zichzelf aan Joost voor en vroeg ons of we interesse hadden in een rondleiding door het kantoor.

We hadden interesse.

Lou liet ons de werkplekken zien, het uitzicht en last but not least, de vergaderkamer van de partners. Een echte Hollywood-advocaten-kamer met centraal daarin een reusachtige ovale tafel met wel 50 leren stoelen aan weerskanten. Een groot raam dat de gehele lengte van de kamer besloeg en een adembenemend uitzicht voorschotelde. Dit was geen lullig advocatenkantoor. We mochten even gaan zitten. Met onze vingers maakten we vette strepen over de blinkende zwarte tafel. Ik schreef Yam Yam in vingervet. Grote kans dat Lou na ons vertrek onze gangen met de fles glassex in de hand is nagelopen.

Ik verdacht Lou er inmiddels ook van even snel al zijn collega’s de deur uit te hebben gewerkt want gedurende de hele rondleiding hebben we geen vierde persoon in het kantoor gezien.

Na ongeveer een kwartiertje hadden we het wel gezien en verlieten we Lexington Avenue met de sleutel van Lou’s appartement in Upper Manhattan op zak.

In het appartement aangekomen, bleek dat Lou alle voorbereidingen had getroffen voor onze komst. Er lagen twee matrassen in de woonkamer en 7 briefjes plakten aan de deur van de koelkast. Op één ervan stond dat we Lou niet vaak zouden treffen. Hij kwam vaak ’s nachts pas thuis van zijn werk en vertrok ’s morgens al weer heel vroeg.

We moesten maar doen of we thuis waren.

Slaapplaats Manhattan (CBGB 5)

[In de zomer van 1996 maakte we in Utrecht kennis met de leden van de New Yorkse band Mer. Nadat we met Yam Yam in hun voorprogramma hadden gespeeld, nodigde de drummer van Mer, Justin Guip, ons uit om twee weken naar zijn studio in Brooklyn te komen om er een plaat op te nemen.]

Even de feiten op een rijtje. Compleet berooid begin ik aan een avontuur in de duurste stad ter wereld. De vlucht er naartoe vertrekt over enkele dagen. We gaan met z’n vieren. Twee man kan in de studio in Brooklyn bivakkeren. Dit zijn Aars en Staffhorst. Joost en ik moeten maar kijken of we ergens een slaapplek kunnen regelen.

Enter probleem twee; onze slaapplaats.

De tijd begon te dringen.

Het geldprobleem was verplaatst naar een nog onbekende dag in de toekomst. Nu was het zaak een slaapplaats te vinden voor Joost en mij. Joost had geen enkel aanknopingspunt in New York dat ook maar het minste vooruitzicht bood op een slaapplek. Ik had er ééntje.

Lou.

Lou was een gedrongen Amerikaan die ik in mijn laatste week in Mexico (nog geen twee weken geleden dus) had leren kennen. Naast zijn wat korte gestalte had Lou wat je kunt noemen overmatige haargroei over zijn gehele lichaam behalve op zijn hoofd; de plek waar je het bij de meeste mensen zou verwachten. Lou was het best te vergelijken met een jonge versie van Danny de Vito. Hij was tevens mijn ’dive-buddy’ in de Mexicaanse badplaats Xpu Ha geweest. Lou en ik hadden er een week lang duiklessen gevolgd om ons PADI-brevet te halen. Toen we het examen beide succesvol hadden afgerond, scheidden onze wegen. Echter niet voordat we elkaar op het hart hadden gedrukt dat, mocht de één of de ander nog eens naar Nederland of New York komen, diegene van harte welkom was, en dat er altijd een bed klaar stond om in te slapen. Natuurlijk niet vermoedend dat ik die optie een week later al zou trachten te lichten.

Ik dook het nummer van Lou op uit mijn nog deels ingepakte koffer en belde hem op. Mocht Lou verbaast zijn geweest dat ik hem al zó snel na ons afscheid nodig had, hij liet het niet merken. Natuurlijk waren Joost en ik welkom in zijn appartement in Manhattan. Het was overigens niet zijn eigen appartement maar die van zijn nicht maar daar zouden we geen last van hebben volgens Lou. Ze was er nagenoeg nooit. Hijzélf bij nader inzien ook niet, voegde hij eraan toe. Hij werkte veel deze tijd om opgelopen achterstanden na zijn vakantie in Mexico weg te werken (Lou werkte als assistent op een advocatenkantoor in Lexington Avenue). We maakte afspraken voor als we in New York waren geland en hingen op.

Er was niets meer dat ons avontuur in de weg stond. We konden vertrekken. Dat zouden we twee dagen later dan ook doen vanaf Schiphol. Staffhorst had goedkope tickets weten te scoren bij Uzbekistan Air….

12
Translate »