Dag 1 was natuurlijk nog niet op z’n einde toen ik het eerste verhaal op de ferry schreef. Waar we dachten dat we de zwaarste loodjes wel achter de rug hadden, wil ik je even vertellen wat de eerste woorden waren toen we met de fietsen aan de hand de ferry af liepen. Een scheepsmaat in reddingsvest sprak ze vrij energiek uit: “Keep right here, guys, and straight up the hill”.
Maar als dat nu alles was?
Op het veer hadden we grofweg ingeschat dat de afstand naar de beoogde camping een kilometer of zes zou zijn. Max acht. Deze schatting kon overboord toen we fietsenderwijs beseften dat we ergens anders waren aangemeerd dan we hadden bedacht. Vanaf de nieuwe aanlegsteiger was het maarliefst 21 kilometer naar de camping. Daarbij komt dat er op Vancouver Island aanzienlijk meer heuvels zijn dan op het vaste land.
Tegen zeven uur bereikten we de plaats Nanaimo. Hier bevond zich de camping. Gelukkig waren er ook eettentjes en een supermarkt. We besloten snel wat eten in te slaan bij de supermarkt en gezien het late tijdstip gingen we een bordje eten bij Mr. Fresh Noodle. Voor mij een kip zoetzuur en voor Niekie een curry. Vooraf natuurlijk een loempia.
We genoten van de verdiende maaltijd, maar als zo vaak komt na het zoet inderdaad het zuur. Bij de (grote) camping aangekomen, wist de jongen van de receptie ons te vertellen dat op heel de camping geen tentplekje meer vrij was. Ik keek hem lachend aan en vroeg hem of hij zeker wist dat er geen enkele plek was voor een tentje van 3 bij 2 meter. Dat was er inderdaad niet, zei de jongen. “Kun je ons ergens tussen wurmen want het begint donker te worden en ik weet niet hoe ver de volgende camping is?”, probeerde ik nog. Hij was niet te vermurwen. Inmiddels liep het zweet met liters van mijn hoofd en droop samen met de (wan)hoop mijn schoenen in. De jongen ging voor ons bellen met een camping die 14 km verderop lag. Het goede nieuws was dat ze daar wel een plekje voor ons hadden. Het slechte nieuws was dat het inmiddels donker was. Fietsen in het donker is niet ideaal. Ik hing onze fietsen vol met ledlampjes en met frisse tegenzin stapten we weer op.
De weg bracht ons naar een camping aan het Westwood Lake. Een groot meer dus. Toen we in de laatste kilometers een forse berg voor ons zagen opdoemen, zei ik tegen Niekie dat ik hoopte dat we daar niet tegenop hoeften. “Nee”, zei Niekie met een stellig soort logica, “een meer ligt toch altijd laag”. Ik had niet meer de puf om de stelling onderuit te halen en legde me maar wat graag neer bij het laaggelegen meer. Niets bleek minder waar. We moesten steil omhoog tot het punt dat we alleen nog maar konden afstappen om de fietsen, en onszelf, omhoog te duwen. Wat had ik een spijt van de zes blikjes drinken en de familiepot pastasaus, de fles spiritus en de andere boodschapjes die we 14 km geleden hadden gekocht in de veronderstelling dat we niet meer hoefden te fietsen!
In het donker wisten we de tent in recordtempo op te zetten en na een warme douche (wie heeft dat toch uitgevonden) lagen we om 10 uur in ons tentje. Een minuut later waren we vertrokken.
Dag 1 met fiets en tent zat er nu echt op!
P.s. Een dag later ontdekten we dat Westwood Lake een door mensenhanden aangelegd meer is. Dit kan een reden zijn waarom de stelling van Nicole niet helemaal opging.