[In de zomer van 1996 maakte we in Utrecht kennis met de leden van de New Yorkse band Mer. Nadat we met Yam Yam in hun voorprogramma hadden gespeeld, nodigde de drummer van Mer, Justin Guip, ons uit om twee weken naar zijn studio in Brooklyn te komen om er een plaat op te nemen. Hier onze belevenissen.]
Wakker worden in Upper Manhattan biedt een mens de mogelijkheid om in gedachte steeds weer opnieuw een scene van een Woody Allen-film binnen te stappen. De verbeelding bood ons die kans, en de Dunkin Donuts de locatie.
Kort na het opstaan en een frisse douche, sloten we de massieve appartementsdeur achter ons en stapten op de hoek van Amsterdam avenue en 125th een filiaal van de ontbijtketen binnen. Met twee enorme bekers koffie en een taartdoos gevuld met donuts namen Joost en ik plaats bij het raam aan de kant van 125th street. Oasis klonk schel door de kleine speakers.
’Joost, wees je bewust dat dit hier het mooiste moment van ons avontuur is, hè.’ zeg ik.
’Want?’ vroeg Joost.
’Nou, we hebben nog twee weken New York voor de boeg. Het avontuur begint pas. Dat is toch een heerlijk gevoel?’
’Da’s waar ja.’ vond ook Joost.
’Wat ga jij doen vandaag, als wij straks de studio induiken? Ga je mee of ga je de stad in?’
Joost ging natuurlijk de stad in. Hij wilde dolgraag naar het Metropolitan en het Guggenheim, en terwijl Joost vertelt over nog meer bezienswaardigheden die hij gaat bezoeken in New York zie ik ’m, met een bedenkelijke blik, over mijn hoofd Amsterdam Avenue inkijken. Hij stopt met het opnoemen van zijn wensenlijstje en trekt een frons in zijn voorhoofd. Ik kijk om terwijl Joost zegt: ’Ken jij die lui? Volgens mij moeten ze jou hebben.’
Ik ben plots mijn tekst kwijt en merk dat de scene een dramatische wending krijgt. Wat ik door het raam op Amsterdam Avenue zie voelt als een misplaatste herkenning. Aan de andere kant van het raam staat een meisje uitbundig te zwaaien. Enthousiast met beide handen tegelijk maakt ze bewegingen alsof ze de grote winkelruit van de donut shop staat in te soppen. Ik besef dat ik haar ken uit het maar het feit dat ik haar hier tref bij de Dunkin Donuts op de hoek Amsterdam Avenue en 125th in New York, is zo onwerkelijk dat ik even ben vergeten hoe ze heet.
Verbaasd sta ik op om de deur te openen en haar de ontbijtscene binnen te halen. Aan haar hand een vriendje. Inmiddels wist ik haar naam weer en stonden we, na een kort voorstelrondje, druk en enthousiast uit te wisselen wat ons naar New York bracht en vervolgens over het bizarre toeval dat we elkaar hier waren tegengekomen. Niet veel later maakte ik een afspraak om elkaar nog eens te zien in de enige bar die ik kende in New York; Brownies in Avenue A. We namen afscheid.
Een paar keer in je leven maak je dit soort niet te verwachten ontmoetingen mee. Ik herinner me nog een keer jaren later in Mexico-stad, waar ik vlak nadat ik uit mijn favoriete koffiehuisje de drukke straat op loop mijn naam plotseling hoor roepen. Een oud studiegenoot liep 20 meter achter me en had me het koffietentje uit zien komen. Een vreemde gewaarwording zo ver van huis.
Na de koffie en de donuts gingen Joost en ik ieder onze weg. Joost ging op zoek naar de kunstschatten van de Big Apple. Ik naar een kelder in Brooklyn om de eerste stappen te zetten in het opnameproces dat moest leiden tot de debuutplaat van Yam Yam.
Nog diezelfde avond deden we voor de eerste keer de club ’Brownies’ aan, in Manhattan’s Avenue A. Dat was naast CBGB’s dé club die dagelijks een podium bood aan vier of vijf indie rock bandjes. Brownies zou uitgroeien tot onze favoriete ’hangout’ gedurende de twee weken in New York. Ik herinner me een indrukwekkend optreden van Dragmules en een vage band met cirkelzaken waar de vonken vanaf vlogen. Ook Mer, de band van onze producer Justin Guip, hebben we er zien spelen. Wat het voor ons allemaal nog mooier maakte was dat we kennis maakten met de barman van Brownies; Vinnie. Vinnie was een grote gast met Italiaanse ’Soprano’ roots die een fantastische Margherita serveerde (zijn paradepaardje). Vinnie was een aardige gast en zo dacht hij ook over ons. We werden vrienden voor twee weken. Dit resulteerde in het drinken van onbeperkte hoeveelheden Margheritas, tot ver na sluitingstijd. Nooit vroeg Vinnie ons te vertrekken. Pas als we onze konten gelicht hadden begon Vinnie met schoonmaken. Een rekening heeft ie ons nooit gepresenteerd. We waren zijn gasten en hij zou gekwetst zijn als we betaalden voor de Margheritas. Even dacht ik dat de hemel zich in Avenue A bevond.
(In deel 24 van dit feuilleton kom ik nog eens uitgebreid terug op Vinnie. Maanden later namelijk, zou Vinnie ónze gast zijn in Amsterdam en Utrecht. Laat ik vast dit zeggen: Vinnie heeft in die week bij ons een onuitwisbare indruk achtergelaten…)
Enfin, de eerste dag in New York kwam langzaam maar zeker tot z’n einde. Het was nacht en Joost en ik namen een taxi terug naar het appartement van Lou. Ik herinner me niet hoe laat we er arriveerde. Ik kan me ook niet herinneren onze gastheer Lou er te hebben aangetroffen. Toen we de volgende morgen wakker werden, was Lou in ieder geval reeds op zijn motor vertrokken naar Lexington Avenue, zoals gezegd, hij maakte extreem lange werkdagen. Wél vonden we een nieuw briefje op de koelkast.
’ I hope you’ve enjoyed your first night out in New York. Hope to see you tomorrow! Lou’
De dag erna zouden we Lou niet zien. De 12 daarop volgende overigens óók niet. Onze agenda’s liepen, laten we zeggen, niet helemaal synchroon.
De boodschap van Lou bleef op de koelkast hangen. Iedere dag paste hij slechts 1 woord aan. Zo werd first doorgekrast en vervangen door second, welke vervolgens een dag later weer werd vervangen door third, enz.
Lou was een grappig ventje.