In het buitenland gebeurt het nog wel eens. Dat je uit een pinautomaat een briefje van honderd pint. In Nederland krijg je altijd minimaal twee briefjes van vijftig. Wil je anders, dan kies je de optie bedrag- en biljetkeuze. Achteloos stond ik vanmorgen te pinnen bij de Sparkasse in de bakkerij van Kirchberg. De bakkerij en bank bevinden zich in Kirchberg namelijk in hetzelfde pand. Dit kwam mij niet slecht uit want mijn tweede missie vanmorgen, naast het pinnen, was het aankopen van een viertal Kaiserbrötchen voor het ontbijt.
Het ontbrak me dus aan scherpte, het was immers vroeg, en voor ik het wist spuugde de Oostenrijkse pinautomaat een briefje van honderd mijn richting uit. Bij het zien van het groene biljet gingen mijn schouders hangen. In gedachte vloekte ik met gebruik van het vrouwelijke geslachtsorgaan. Er vlak achteraan een bonus-vloek, óók in gedachte.
Met tegenzin trok ik de flap naar me toe en besefte dat ik bij het intoetsen van mijn wensen onderin het lcd scherm een optie biljetten hád gezien maar de optie niet had overwogen.
Schoorvoetend en met het honderd euro-biljet zichtbaar in de hand liep ik naar de kant van de bakkerij. Ik was direct aan de beurt en bestelde mijn vier Kaiserbrötchen. Om meteen maar open kaart te spelen, legde ik het honderd eurobiljet op de toonbank. Dit zorgde bij de bakkersvrouw voor een aarzeling in het klaarmaken van mijn bestelling. Met twee broodjes in de papieren zak vertelde de bakkersvrouw me dat de vier broodjes bij elkaar een euro en vijfendertig cent kostten. Gevolgd door een vragende stilte. Om de onvermijdelijke vraag, die op zich liet wachten, voor te zijn zei ik dat ik het niet kleiner had en het geld zojuist had gepind. Een beetje sullig want dat had ze natuurlijk gezien. Met de nodige argwaan vroeg ze me toch nog eens of ik écht niet kleiner had. Ik moest ontkennen.
De bakkersvrouw legde de twee broodjes met een groot gebaar en bijpassende zucht terug in de broodmand achter de toonbank.
Ze gebood me opnieuw te gaan pinnen. “Een briefje van tien!”, zo beet ze me toe.
Schuldbewust liep ik de tien meter terug naar de pinautomaat. ‘Dat had ik zelf ook kunnen bedenken’, verweet ik mezelf. Ik pinde de tien euro.
Even later liep ik met een papieren zak met bolletjes in de hand, de bank-bakker uit.
Teruggekomen in ons appartement had mijn vrouw inmiddels de ontbijttafel gedekt. Terwijl ik mijn jas uittrok verdeelde ze de keizersbroodjes over de borden.
“Oh, ze zijn nog een beetje warm. Lekker! Jou kan ik tenminste om een boodschap sturen.”
“Nou en of!”, riep ik enthousiast en gaf haar een dikke kus.