• info@pedalenenverhalen.nl

Tagarchief Azerbeidzjan

Van onze vrijheid beroofd

Ik zit al ruim 16 uur in een cel. Het is geen eenzame opsluiting want ik deel de cel met Nicole. Onze cel is 4 meter lang en drie meter breed en daar mogen we blij mee zijn. Andere gedetineerden zitten soms met 4 man in een nog kleinere cel en hebben niet, zoals wij, de luxe van een raam. Overigens biedt dat raam geen enkele mogelijkheid om te ontsnappen ondanks dat het voor ons beiden groot genoeg is om doorheen te kruipen. 

Het raam staat open. De twee grote schroeven die het raam afsluiten heb ik met de hand los kunnen draaien. Nu delen we onze cel met z’n drieën. Nicole, ik en de welkome wind.

Onze ‘cel’

Het klinkt misschien als het laatste Kuifje-avontuur als ik je vertel dat we in de handen van Professor Gul zijn gevallen. De Professor heeft ons van onze vrijheid beroofd en zal verder ons lot bepalen.

Voordat we onze cel kregen toegewezen, zaten we al enige tijd in een ‘detentiecentrum voor vreemdelingen’. Gelukkig voor ons was het ruim opgezet en hadden we de beschikking over een toilet, warm- en koud drinkwater en een airconditioning. In het detentiecentrum mochten we, prettig genoeg, op onze eigen luchtbedden en in ons eigen beddengoed slapen. Op de grond. We hadden nog graag onze binnentent opgezet om ons tegen de vele muggen te beschermen maar de ‘zusters’ die ons bewaakten lieten dat niet toe. 

Het terrein in Alat waarop het detentiecentrum staat

We noemden de bewakers zusters omdat ze gekleed gingen in lichtblauwe kleding die ons deed denken aan dat van verplegend personeel in een ziekenhuis. De eerste nacht was de zuster erg streng. Zo moest ’s nachts het licht van de slaapzaal aanblijven. We konden maar moeilijk de slaap vatten onder de vele tl-lampen die aan het witte systeemplafond hingen. Ook waren we geen baas over de airconditioning die door de zuster na 21:00 uur werd uitgezet waardoor de temperatuur snel opliep en mijn kussen net zo snel doordrenkt raakte met zweet.

Nicole en ik lagen naast elkaar in de grote slaapzaal en ver weg van de anderen wiens taal we niet spraken. In de buurt van de toiletten vonden we een rustig plekje waar we niet vol onder het felle licht lagen. Keerzijde hiervan was de toiletgeur die we moesten trotseren.

Het detentiecentrum bevindt zich trouwens in Alat, 70 kilometer onder Baku. Die eerste nacht lagen we er met een man of 10. 

Langzaam maar zeker nemen we onze slaapplekken in.

Onder de gedetineerden was een man die zichtbaar ervaring had met het gevangeniswezen. Hij was een groot deel van de dag aan het ijsberen. Dertien stappen heen, 180 graden draai, dertien stappen terug. Eindeloos. Hij kreeg de bijnaam ‘Thirteen Steps’. Ondertussen haalde hij met zijn vingers zijn neus leeg. Wij en de anderen werden nerveus van deze man. Ook dat was een reden voor ons om onze matjes dicht bij de wc’s, en ver bij deze neuroot vandaan, uit te rollen.

Die eerste nacht was zwaar. De warmte, het licht en de muggen waren dodelijk. Aan de wc-geur raakten we langzaam gewend.

De dag erna begonnen Nicole en ik een charmeoffensief. We moesten de ‘zusters’ voor ons zien te winnen om het leven in het detentiecentrum dragelijker te maken. Ik kreeg de zuster van dienst zover dat ze moest lachen (ik deed een weinig geslaagde poging tot salsadansen). Een kleine overwinning die werd beloond met een blik op twee volle rijen gouden tanden. Vanaf die dag kreeg deze zuster de bijnaam: ‘Miss Golden Tooth’. 

De tweede zuster, en de strengste, kreeg Nicole aan haar zijde door haar liefkozend ‘mama’ te gaan noemen. De zuster begon zich daardoor wat meer om Nicole te bekommeren. Misschien ook omdat ze een van de weinige vrouwen was in het detentiecentrum. Zo kreeg Nicole de tweede dag brood en een soort karnemelk van mama.

Ons offensief wierp z’n vruchten af want de tweede nacht mocht het licht ’s nachts uit en bleef de airco aan. De toiletten werden een extra keer gepoetst.

In totaal hebben we 4 dagen en 3 nachten in het detentiecentrum gezeten. Wachtend op Professor Gul.

Toen de Professor gisteren eindelijk aanmeerde, werden we na enkele grondige controles (papierwerk en röntgen scans) van het detentiecentrum naar het laadruim van het schip gebracht. Onze fietsen moesten we aan stalen staanders vastmaken en alleen broodnodige bagage mocht mee naar boven. Daar kregen we een kajuit toegewezen voor onze overtocht van de Kaspische Zee. 

In die kajuit zitten we nu dus ruim 16 uur. Af en toe gaan we luchten op het dek en op gezette tijden krijgen we een eenvoudige maaltijd voorgeschoteld.

even luchten op het dek van de Professor Gul

Als we vrijkomen staat ons heel wat te wachten. Professor Gul laat ons vrij in Kazachstan en daar begint een tocht door de woestijn richting Oezbekistan die er niet om liegt. Hoge temperaturen en nergens schaduw. Voorzieningen zijn er nauwelijks en als ze er zijn, zijn ze uitermate beperkt. Een beproeving dus. 

We gaan proberen de woestijn te trotseren maar wees gerust. Als het gekkenwerk wordt, dan laten we ons gewillig kidnappen door een trein met vast óók een prachtige naam uit een van de Kuifje strips.

Azer’zwaai’djan

Het wachten op mijn nieuwe achteras dwingt ons om uiteindelijk 9 dagen in Tbilisi te verblijven. Geen straf, want de stad is prachtig. We wandelen ’s ochtends en ’s avonds door de het oude levendige centrum. En overdag brengen we onze tijd door met een goed boek in ons goedkope en ruime onderkomen met airco. 

Na twee weken samen met Ian gefietst te hebben nemen we afscheid in Tbilisi. Wellicht komen we elkaar onderweg nog tegen, maar als dat niet zo is gaan we elkaar zeker weer ontmoeten. We hopen dat hij ons in Nederland komt opzoeken en hij heeft ons vast uitgenodigd om bij hem langs te komen in het Lake district. 

We spreken af om met Thomas, Geraldine en Stefano te gaan eten. Thomas en Geraldine waren ons eerste ‘Warmshower hosts’ in Keulen en zijn ook in Tbilisi. Thomas fietst in zijn eentje naar Vietnam in een jaar tijd. Hij heeft afgesproken met 3 vrienden die hij daar 25 jaar geleden heeft ontmoet. De meeste mensen dachten dat Thomas een grapje maakte toen hij zei dat hij ernaartoe zou gaan fietsen. Het is dus maar de vraag of de rest van de club zich ook aan de afspraak houdt en op de aangegeven datum in Vietnam zal zijn. 

Geraldine, de partner van Thomas, zoekt hem onderweg af en toe op. 

Stefano, een fietser uit Italië, volgen we sinds een paar weken op Instagram. Hij zit steeds vlak achter ons en Tbilisi is de perfecte plek om elkaar te ontmoeten. En dat doen we dus ook. We hebben een gezellige avond. Thomas neemt ons na het eten mee naar een café waar hij de dag ervoor goede wijn en bier heeft gedronken. De mannen gaan aan het bier, Geraldine aan de wijn en ik aan een heerlijke zelfgemaakte limonade. Alcoholische drankjes zijn gewoon niet zo mijn ding. 

Mijn nieuwe achteras wordt, nadat een eerdere poging om onderdelen ervoor vanuit Nederland naar Turkije te verzenden is mislukt, meegenomen uit Duitsland door de vriendin van Peter, weer een andere Duitse fietser. Peter heeft zich alleen vergist in de dag. Zijn vriendin komt niet op vrijdag, maar op zaterdag aan. Gelukkig is de beste fietsenmaker van Tbilisi tot 19:00 uur open en als we om 17:00 uur met een achterwiel en een nieuwe achteras aankomen, blijkt dat hij die tijd ook hard nodig heeft om de as te verwisselen. De zondag erna gaan we weer op pad, en wat is het heerlijk om zonder een tik in de as verder te fietsen! 

Er zijn drie mogelijkheden die ons naar de grens met Azerbeidzjan brengen. We kiezen voor de weg met de meeste hoogtemeters, omdat de omgeving ons daar het mooiste lijkt. We mogen dan ook weer flink klimmen. Met een uitgerust lijf is dat prima te doen. De temperatuur is goed, zo rond de 27 graden. 

We gaan een bergpas over en zien de Kaukasus voor ons liggen. Net voor het gebergte slaan we rechts af richting Azerbeidzjan.

Bij de grensovergang wordt alle bagage gescand. We mogen geen drone meenemen. Die hebben we ook niet. 

Voor ons het 13e land

 Het is prachtig om door de vallei te fietsen. Het is een heel andere omgeving dan waar we de grens passeerden in Georgië. Daar waren de mensen wat afstandelijk en keken ons soms met achterdocht aan. Hier lijkt het land ook net iets meer ontwikkeld waardoor de blikken misschien minder hard en meer hartelijk zijn. De Azerbeidzjanen zijn uiterst vriendelijk en we worden van harte welkom geheten. Tegen het enthousiaste aan! 

Heerlijk dit

Ineens is de weg ook geen hobbelig asfalt meer, maar een mooi glad wegdek. De mensen zwaaien overal uitbundig en toeteren naar ons alsof we de koninklijke familie zijn. Ze lachen, proberen een praatje te maken, willen met ons op de foto en we krijgen in het voorbijgaan een meloen in onze handen geduwd. 

Als we de volgende ochtend onze spullen hebben ingepakt kijken we naar de mogelijkheden voor de route richting Baku en Alat. Het wordt warm die dag. Rond de 36 graden. We besluiten daarom de weg te kiezen waarbij we minder hoeven te klimmen, we fietsen weg van het Kaukasus gebergte. 

Na een paar kilometer komt er een fietser naast ons rijden. Hij houdt hele verhalen tegen ons in het Russisch en wij antwoorden voor het gemak maar in het Nederlands. Verstaan doen we elkaar toch niet. We doen wel alsof we elkaar begrijpen, maar dat is niet zo. Hij lijkt met zijn gele hesje iemand van de gemeente en slaat rechtsaf als hij zijn collega’s met net zulke gele hesjes ziet. 

De weg is op deze route niet meer zo goed geasfalteerd. We hobbelen samen met de vele Lada’s door de kuilen en het grind. De paarden en koeien lopen hier los langs de weg maar het lijkt met het verkeer allemaal goed te gaan. 

We proberen zoveel mogelijk water uit flessen te drinken, maar als we onderweg een kraan zien vullen we voor de zekerheid toch maar een bidon. Er is hier soms weinig te koop onderweg. Achter het kraantje waar we onze bidons vullen, staat een gebouw dat een barretje blijkt te zijn. Nieuwsgierig komt de tandeloze eigenaar kijken en vraagt of we cay (thee) willen. Thee is erg lekker om te drinken met warm weer dus we stemmen in en nemen plaats op zijn terras. We krijgen een pot thee met schijfjes citroen en maken een praatje. Ondanks dat we elkaars taal niet machtig zijn lijken we elkaar toch echt te begrijpen. Hij wil weten hoeveel kilometer we hebben gefietst en hoelang we onderweg zijn. Hij vraagt waar we naartoe gaan. Als ik het op mijn mobiel laat zien wijst hij naar een deur achter ons een maakt een gebaar van douchen en slapen. Hij wappert met zijn shirt dat het veel te warm is om nog eens 80 km verder te fietsen. We kunnen wat hem betreft blijven. Het is pas 12:00 uur en we willen de 80 km die we nog te gaan hebben graag afleggen dus we slaan zijn aanbod af. Als we de pot thee willen betalen wil hij daar niks van weten. We maken een selfie met zijn vrouw en wat dorpelingen erbij, en stappen weer op de fiets. 

Na zo’n 30 km trappen in de brandende zon is daar ineens een supermarktje. We stoppen in de schaduw en kopen water, frisdrank en koekjes. De koekjes zijn zacht. Geen idee of dat zo hoort, maar de smaak is heerlijk. 

Er stopt een man in een Lada en hij stapt uit voor een praatje. Iedereen vraagt ons of we Russisch spreken, maar dat doen we niet. Het maakt hem niet uit en hij begint met handen en voeten vragen te stellen. We hebben echt geen idee waar hij het over heeft. We zeggen dat we uit ‘Hollanda’ komen en wijzen op de kilometerstand. Vol bewondering kijkt hij naar de 6700 km en maakt een gebaar dat we sterke benen hebben. Hij maakt duidelijk dat hij 70 jaar is en wij vertellen hem onze leeftijden. Dan vraagt hij of we kinderen hebben. We schudden van nee. Hij kijkt afkeurend en maakt een wegwerp gebaar naar Dennis en richt zich op mij. Hij heeft 10 kinderen en steekt daarna 5 vingers op. Dennis grapt dat hij die bij 5 verschillende vrouwen heeft. De man kijkt er ontzettend trots bij en gebaart dat ik wel met hem mee kan naar huis, en lacht er veelzeggend bij. Nou, dank u wel! 

Leg hier maar eens uit dat we bewust kinderloos zijn. We hebben dit eerder in Azië meegemaakt en we merkten toen al snel dat mensen dat niet begrijpen. Dan denken ze al snel dat er iets mis is. 

De man probeert ons nog een keer mee te krijgen en wijst in de richting van een aantal huizen. We begrijpen dat hij daar woont. Dan maakt hij het geluid van een schaap en maakt hij een snijdende beweging langs zijn keel. Hij is bereid een feestmaal te serveren. We bedanken hem voor het genereuze aanbod maar wijzen het af. Laat dat schaap maar leven. Wij gaan fietsen! 

De weg wordt alsmaar slechter. Dan ineens fietsen we kilometers tussen de wegwerkzaamheden. De bergen zijn kaal en dor. Door de stof van de weg lijkt het net een woestijn. Ondanks dat de meeste weggebruikers rekening met ons houden worden we regelmatig bedekt met een stoflaag. 

Another one bites the dust!

De meeste auto’s passeren ons langzaam. De inzittenden kijken nieuwsgierig naar ons, lachen en zwaaien. Sommige zitten achterstevoren in de auto. Soms zelfs ook de bestuurder. 

Een van hen stopt langs de weg en houdt een flesje water uit het raam. Een klein gebaar, maar op zo’n moment zo groots. Mensen die op het oog zo weinig hebben, maar toch alles met je willen delen. Het ontroert me steeds weer. 

In Mingacevir, de vierde stad van Azerbeidzjan, gaan we op zoek naar een onderkomen. We hebben echt een douche nodig om het stof van ons af te spoelen en we verlangen naar een dagje rust. Op 5 juli is onze trouwdag en dat willen we vieren dus we vinden dat het best een beetje luxe mag. Het eerste hotel vraagt 70 euro per nacht. Dat vinden we toch echt te gek. We proberen te leven van max 30 euro per dag dus dat is ver boven budget. 

Het tweede hotel vraagt 30 euro per nacht. Het ziet er mooi uit, dus we besluiten het te doen. De fietsen mogen binnen staan, maar als we die naar binnen willen rollen moeten ze toch ineens buiten onder een afdak staan. Dat vertikken we. De fiets is ons alles, dus als die niet veilig binnen kan worden weggezet, vertrekken we weer. 

Bij een motel worden we geweigerd, omdat we getrouwd zijn. Tenminste, zo begrijpen we. Of eigenlijk, we begrijpen het niet. 

De laatste en goedkoopste optie is een hostel maar dat kunnen we niet vinden. Als Dennis het gaat vragen stopt er een auto naast me. De man wil met ons op de foto. Dennis weet inmiddels waar het hostel is, maar de man met de auto staat er op ons er heen te brengen. Hij stapt weer in en wij fietsen achter hem aan. Hij rijdt de verkeerde kant op. Als we gebaren dat we de andere kant op moeten, zegt hij nogmaals dat hij heel goed weet waar het is. We fietsen schoorvoetend nog een stukje mee, maar bij een volgende kruising slaan we toch maar af. Nam die gast ons nou in de maling? 

Als we uiteindelijk voor de deur van het hostel staan (we reden er zó naartoe) komt ook die gast met die auto weer aanrijden en roept blij dat het daar is, en wijst naar de deur van het hostel. We bedanken hem met het nodige gespeelde enthousiasme en gaan een kijkje nemen in het hostel. 

Dit blijkt na lang zoeken uiteindelijk de beste plek te zijn. We hebben een kamer voor onszelf met airco, douche, toilet en ontbijt voor 7,50 euro per nacht in het centrum. De fietsen mogen we bij de buren (de apotheek) in de winkel zetten. Na 127 km op de teller en een heerlijke douche gaan we uiteten. 

We zijn onder het dagbudget gebleven.

1
Translate »