• info@pedalenenverhalen.nl

Tagarchief afgunst

Verzorgingshuisgenoten

Jolien is vrijwilliger in een zorginstelling voor bejaarden. Het is woensdagmiddag en in de grote zaal van de instelling zal een pianist optreden. Oud-Hollandse liederen. Er mág meegezongen worden.

Er zijn die middag veel vrijwilligers op komen dagen. Jolien treft het en komt aan de zijde van de tachtigjarige Annie te zitten. Een ondeugend dametje dat bij ieder woord dat ze zegt even de onderarm van Jolien vastpakt waardoor het voortdurend lijkt alsof ze smoest. Alsof alles wat ze zegt een groot geheim betreft. Jolien speelt het samenzweerderige spel mee en al snel liggen de twee, als een stel pubers, stiekem in een deuk van het lachen.

Ouderen in bejaardenhuizen kunnen gemeen zijn voor elkaar. Pestgedrag is er een onderschat probleem. Er zijn er die een ander het licht niet in de ogen gunnen. Zo ook Annie.
“Kijk die trut van Van Diepen eens zitten!”, smoest ze.
“Dat mens pakt altijd het dikste stuk cake”.
“Als er wat te halen valt staat ze altijd vooraan; het kreng”.
Jolien hoort het aan.
“Oh ja?”, is haar neutrale reactie.

Hoewel ze de dame pas een minuut of tien kent, wordt Jolien door Annie volledig in vertrouwen genomen. Dat vertrouwen is onderdeel van de onderlinge strijd tussen de bewoners. De strijd om de vrijwilligers.
Kijk mij het eens naar mijn zin hebben met mijn vrijwilliger! Ik heb het lekker gezelliger dan jij, is de onderliggende boodschap van Annie aan haar verzorgingshuisgenoten.
Is er een gebrek aan vrijwilligers, dan begeef je je als goedwillende vrijwilliger op glad ijs. Je moet je continu afvragen of je iedereen wel voldoende (evenveel) aandacht geeft. Doe je dat niet, dan loop je kans dat de pleuris uitbreekt.

Die middag was deze voorzichtigheid gelukkig niet nodig. Er was een 1 op 1 vrijwilliger/bewoner-ratio toen de pianist zich klaarmaakte voor een vertrouwd repertoire voor de gemiddelde bejaarde. ‘De klokken van Aernemuiden’ laten we maar zeggen. Al snel na de eerste herkenbare noten zingen enkele van de bewoners de liedjes mee. Annie moet niks van de pianist en z’n afgezaagde oud-Hollandse liedjes weten. Hoe meer de overige bewoners zich zichtbaar vermaken, hoe chagrijniger Annie wordt.

Na het optreden is het tijd voor een advocaatje slagroom. Annie knikt naar de andere kant van de tafel.
“Moet je haar van Van Diepen nou weer zien!”
“Ik zei het je toch, ze moet weer haantje de voorste wezen. Ze heeft weer als eerste een glas advocaat in haar handen. En kijk eens naar die dot slagroom!”.
Jolien nuanceert de observatie door Annie te verleiden zelf ook een lekkere dot slagroom op de advocaat te spuiten.
“Nee hoor, ik moet die bocht niet”, zegt Annie eigenwijs.

De glazen zijn ingeschonken en het is tijd om het glas te heffen.
“Op de pianist en op de gezellige middag. Dat we er nog maar velen met elkaar mogen doorbrengen”, zegt het afdelingshoofd.
“PROOST!”

Tussen het gemompelde geproost van de oudjes buigt Annie zich naar Jolien en pakt haar onderarm. Met haar hand voor haar mond beweegt ze zich naar het oor van Jolien.
“Proost!”
“De lul van de man, is de vrouw haar troost!”.
De tachtigjarige Annie lacht uitbundig. Jolien speelt vrolijke verontwaardiging.
“Moet je niet zeggen hè, dat ik dat gezegd heb”, zegt Annie.
“Wat zullen ze wel niet dénken van me?”

1
Translate »