• info@pedalenenverhalen.nl

Nahuatl, feit of fictie?

Nahuatl (epiloog)

Het college dat Maarten Jansen destijds gaf, ging over het begrip Nahuatl. Nahuatl was in de tijd voor de ontdekking van Amerika de lingua franca voor Centraal Amerika. Het college ging echter niet over Nahuatl als taal, maar over de tweede betekenis van het begrip Nahuatl.

Die tweede betekenis is een meer spirituele betekenis. Daarbij moet je weten dat vóór de komst van de Spanjaarden het animisme de belangrijkste vorm van geloof was voor de Indianen in Centraal-Amerika. Bij animisme draait het om geesten. Een animist gelooft in het bestaan van goede en kwade geesten. Geesten die huizen in bijvoorbeeld bomen, dieren, voorwerpen of in de wind.

Jansen legde uit dat de oorspronkelijke bewoners van Centraal-Amerika ieder zijn of haar eigen Nahuatl bezat. Simpel gezegd is Nahuatl een soort dierlijk alter-ego. Je Nahuatl kreeg je toegewezen op de dag van je geboorte. Scharrelde er rond jou geboorte bijvoorbeeld een hert langs het huis, werd dat gezien als een teken en kreeg je de hert als Nahuatl toegewezen.

Je persoonlijke Nahuatl was de rest van je leven van groot belang. Kwam je in je volwassen leven tijdens de jacht een hert tegen dan liet je het wel uit je hoofd om het dier te schieten.
In wezen zou je jezélf daardoor verwonden.
Kwam je een gewond of ziek hert tegen, dan deed je er goed aan het dier op te lappen. Dat zou positieve gevolgen hebben voor je eigen (geestelijke) gezondheid of zieleheil. Daarnaast was het zo, dat jou eigen geest of ziel ’s nachts, tijdens het slapen, de gedaante van je Nahuatl aannam.
Dromen waren daardoor voor de oude Indianen uit Midden-Amerika heel iets anders dan wat dromen voor óns zijn. Voor hén waren dromen een voortzetting van het leven, maar dan in de gedaante van je Nahuatl.

Toen ik me dit college herinnerde, kon ik het bizarre verhaal van Jesús een mooi plekje geven.

Jesús en het Nederlandse reisgezelschap hadden destijds op die lange weg naar Tikal, zoals de foto’s onomstotelijk bewezen, helemáál geen jaguar gezien.

Ze hadden oog in oog gestaan met de Nahuatl van een oude Indiaan.

Nahuatl (6)

‘Ik had al met al een stuk of acht foto’s gemaakt van de jaguar, en op álle acht was niets te zien van het beest. Ik had acht foto’s van een lege asfaltweg!’, zei Jesús.

‘Lege weg??’, zei ik verbaasd.

‘ja, een lege weg! De foto’s waren prima scherp hoor; alles stond er op. Maar nérgens een jaguar! Op geen enkele foto een spoor van het dier’.

Jesús legde me uit hoe hij vol ongeloof met de stapel foto’s in zijn huiskamer had gestaan. Zich afvragend of hij helemaal gek was geworden keek hij naar de afbeeldingen van wat niet meer was dan een nevelige asfaltweg in de ochtendschemer.

‘Maar dat is nog niet alles’, vervolgde Jesús. ‘Ik heb er een poos over na staan denken en ben toen direct een brief naar de reisorganisatie in Nederland gaan schrijven met de vraag of ze me konden helpen aan adressen van de reisbegeleider die er toen bij was en eventueel van andere mensen uit die groep. Het duurde een paar weken voor ik antwoord kreeg. De reisorganisatie kon me helpen aan de adressen van drie mensen uit de groep én die van de reisbegeleider’.

‘Diezelfde dag nog, heb ik vier brieven op de bus gedaan. Ik schreef die mensen wat me met de foto’s was overkomen en vroeg ze of ze me een foto van de jaguar wilden toesturen. Weer een paar weken daarop kreeg ik een eerste brief terug. Later kreeg ik er nog één. Op de twee overgebleven brieven heb ik nooit een antwoord ontvangen’.

‘En?’, zei ik kort en krachtig, maar op datzelfde moment begon er achter in mijn hoofd iets te dagen.

Ik moest opeens denken aan een college uit de tijd dat ik archeologie studeerde aan de universiteit Leiden. Het was een mooi college geweest van Maarten Jansen over het geloof en de leefwijzen van de oude inheemse Indianen uit Centraal-Amerika.

En toen wist ik zeker dat óók op de foto’s van de andere reizigers geen jaguar te zien was…

Nahuatl (5)

‘Die foto’s…’.

‘Nadat die reis was afgelopen’,vervolgde Jesús,’ was ik één of twee dagen thuis. Ik heb het fotorolletje aan mijn toenmalige vrouw gegeven’.
‘Ik heb haar uiteraard het verhaal van de ontmoeting met de jaguar verteld. Ik vroeg of ze de foto’s naar de fotowinkel wilde brengen om ze te laten ontwikkelen. Zélf moest ik namelijk al weer snel op pad met een nieuwe groep reizigers uit Nederland’.

Jesús onderbrak zijn verhaal om een omgevallen boom die schuins over de weg was komen te liggen te ontwijken. Het linker voorwiel raakte daarbij van het asfalt en de bus leek een centimeter of tien weg te zakken. Even leunde de grote touringcar zwaar naar links maar de ervaren chauffeur kreeg de bus snel weer in het gareel. We kwamen langzaam weer op snelheid, en Jesús pakte ook zijn verhaal weer op.

‘Ik denk een week of twee later was ik weer even terug thuis bij mijn vrouw, en vroeg haar naar de foto’s’, vervolgde Jesús. ‘Mijn vrouw haalde het stapeltje foto’s uit de kast, gaf ze aan me, en zei: “Je moet maar eens goed naar die foto’s kijken”.

‘En?’, vroeg ik.

Even bleef het stil. We reden een kilometer of zeventig per uur en het leek of Jesús zich moed inademde. Hij nam wat gas terug.

‘Ik pak die foto’s dus aan van mijn vrouw, en blader ze door. Eén voor één. Ongeveer halverwege het stapeltje kom ik aan bij de foto’s van de jaguar’.

De blik van de chauffeur keerde zich van het asfalt mijn kant op. Opnieuw keken we elkaar indringend aan. Het was maar een fractie van een seconde maar het moment leek eeuwig te duren.

‘Nou?’, zei ik ongeduldig, ‘Hoe waren ze?’

Nahuatl (4)

Negentig meter werden er tachtig. Klik.
Tachtig meter werden er zeventig….

De drie mannen hielden stil en drukten af. Weer een foto van de rustende jaguar.

Van zeventig meter werd er zachtjes verder geschuifeld. Centimeter voor centimeter beslopen de drie de jaguar. Het dier was op zijn hoede en werd wat onrustig van de naderende mannen. Jesús deed daarop een stap terug. De twee Hollanders schrokken verder terug. De reusachtige kat kwam daarop in beweging en richtte zich langzaam op. De mannen spoedden zich terug naar de bus en nog voordat de jaguar volledig overeind stond, stonden de drie weer veilig in de touringcar. Pure adrenaline zorgde voor bibberende camera’s. Klik. Klik.

Vanachter de veilige grote voorruit van de touringcar zagen ze hoe het imposante dier de weg verder overstak en langzaam door het dichtbegroeide woud werd opgeslokt. Een laatste ‘klik’ van een camera klonk. In de bus werd de adembenemende stilte ingeruild voor een druk en opgewonden geroezemoes.

Het mooie en speciale moment werd nog lang en uitgebreid besproken op de weg naar Tikal. Het bezoek aan de archeologische site was met deze ontmoeting met de jaguar al méér dan geslaagd, zo was de algemene conclusie.

‘Wow’, klonk het uit mijn mond. En na een korte stilte vroeg ik Jesús of ie sindsdien ooit nog een jaguar had gezien. ‘Nee’, was zijn simpele antwoord. Hij had nooit meer een jaguar gezien.

Ik merkte dat ik ondertussen met mijn blik de randen van het woud, links en rechts van de weg, minutieus afspeurde; in de hoop er de jaguar, zovele jaren later, opnieuw aan te treffen.
Tevergeefs.

Toen verraste Jesús me met de volgende woorden: ‘Ik twijfel er nú aan, Dennis, of ik destijds wel een jaguar heb gezien…’

Abrupt stopte ik mijn speurwerk naar de jaguar en keek Jesús vragend aan.
‘Hoe bedoel je? Je vertelt me toch net dat jullie een jaguar zagen! Was het een ánder beest dan? Je hebt er toch foto’s van?!’.

‘Dat is het ‘m juist’, zei Jesús.
’Die foto’s…’.

12
Translate »