• info@pedalenenverhalen.nl

– Gedachten en Impressies

Een tijdje aan de waterkant

Niet lang geleden stonden we, omringd door hoge bergen, met onze tent op een vlak stukje gras. Aan de rand van het veldje zocht breed water zijn weg tussen de bergen naar een verder gelegen meer. Routineus, zoals het dat al duizenden jaren deed. Tot een boot het water in twee stromen spleet, waarvan er een met mijn voeten kwam spelen. 

Het vlakke stukje gras

Zonder dat het stil was gold er absolute stilte aan de rand van dat veldje. In slechte romans noemen ze die sfeer vredig. De zon spande zich matig in om een vroeg buitje te laten verdampen. En geef ‘m eens ongelijk.

Ik hoorde daar aan het water niets dan geluiden die pasten in de natuur die ik voor me zag. En dan reken ik de menselijke stem daar ook toe want we waren niet de enigen in het vriendelijke dal. 

Mijn uitzicht daar aan het water

Links van me hoorde ik een vrouw iemand een handvol woorden toewerpen. Een boodschap want er werden geen woorden teruggegooid. Het was moeilijk in te schatten hoever de vrouw van me verwijderd was want de bergen rondom fungeerde als een klankkast van het allerbeste hout. Ieder geluid droeg ontzettend ver en kwam in afgezwakte vorm dikwijls terug. Het deed me denken aan de whispering gallery van St. Paul’s Cathedral in Londen. Het moet ergens in 1986 of 1987 geweest zijn. Ik fluisterde er met een stem die me weldra zou verlaten, woordjes via de wand naar een klasgenoot die zich aan de andere kant van de koepel bevond. In mijn gedachten zag ik de woorden hoog langs de koepel naar de overkant kruipen. Bovenlangs, dat leek me de weg met de minste obstakels want er zaten meer kinderen zoals wij tegen de muur te smoezelen. Zouden de woorden de zwaartekracht kunnen trotseren, vroeg mijn jonge ik zich destijds af. Zouden ze bovenin de punt van de koepel andere gefluisterde woorden ontmoeten die zich daar misschien mengen met die van mij, waardoor er aan de andere kant verdraaide zinnen ontstaan?

Gekonkel in de kathedraal. 

Woorden en beelden lieten zich in mijn pubertijd net zo gemakkelijk mengen als een paar dagen geleden in dat groene dal.

Zo klonk het geluid van de vele zwaluwen daar als gekwebbel tijdens een receptie. Je hoort het onafgebroken maar je luistert er al snel niet meer naar. Wat ik wél deed, was kijken naar hun scherende vluchten over de waterspiegel. Wat ik daarin óók zag, waren de Sturzkampfflugzeugen (Stuka’s) die jarenlang in zwart-wit door mijn klaslokaal vlogen als de Tweede Wereldoorlog weer begon in 4 mavo. 

Precisiewerk.

Op een steenworp afstand van onze tent stond trouwens een andere herinnering aan vroegere tijden. Tijden waarin Joegoslavië (en via Joegoslavië de Sovjet-Unie) het hier nog voor het zeggen had en deze plek hadden uitgezocht om de Russische soldaten te eren die in 1945 Europa van Hitler-Duitsland hadden bevrijd. Het enorme monument, op deze prachtige kleine plek, maakte op mij een misplaatste indruk. Een zware stempel waarvan de inkt al even is opgedroogd. 

Maar dat is wat míjn ogen zien. 

De ogen van hier kijken anders. Die kijken tevreden na het netjes ophangen van een poster van Vladimir Poetin. Ik heb het zelf gezien, voor iedere hoek werd met zorg een rode punaise uit het bonte bakje gezocht. De tijd, kortom, wordt hier nog voor een deel met hamer en sikkel vervaardigd en er is meer dan voldoende van.

Ik kon stiekem een foto (van ver) maken van de Poetin-poster

De toeter van een auto bracht me terug naar het groene veldje tussen de bergen. Toen ik omkeek in de richting van de weg en het geluid, zag ik een bedaagde vertegenwoordiger van de veehoudende stand zijn schapen opdrijven met de bumper van zijn eveneens bejaarde Volkswagen Polo. Half uit het raam hangend zwaaide hij als een bedreven polospeler met zijn stok naar de kudde. Alleen bij de brug stapte hij uit de auto om de dieren te voet naar de overkant te dirigeren. Eenmaal de brug over, kroop hij weer achter het stuur en bumperde de schapen verder richting de plek waar ze nodig naartoe moesten.

En zo zit ik maar wat langs het water terwijl Nicole naast de tent een boek leest. Een uur gaat voorbij en zonder ook maar iets te doen ben ik een ervaring rijker en daar gaat het volgens zeggen toch om in dit leven.

Pas net 13 jaar

In het loodgrauwe ochtendlicht, dat ik met 40 Watt aan kunstlicht van een beetje kleur voorzie, kijk ik naar de druilerige dag die als een rillende hond op het Braassemermeer is gaan liggen. Late leerlingen fietsen ineengekrompen tegen de slagregen naar hun eerste lessen. In blokken van net geen uur zullen ze kennismaken met Pythagoras, argentum, stuwwallen, Philips II, kwatrijnen en woorden in vreemde talen. Sommigen van hen zullen vandaag vlinders in hun buik voelen, anderen pijn. Ik vraag me af welke les er aan hun verliefde of gepeste regenpakken blijft hangen als ze vanmiddag terug naar huis fietsen.

Daar passeert een lijzige jongen van 13 die ijverig voor een proefwerk geschiedenis heeft geleerd om er straks achter te komen dat hij zich over de verkeerde leerstof heeft gebogen. In een uiterste poging om de dag van de ondergang te redden zal de jongen tijdens het tweede uur zijn geschiedenisschrift onder zijn werkboek Duits schuiven zodat hij zichzelf nog één lesuur de tijd kan geven om iets van zijn proefwerk te maken. De leraar, een nijverige Duitser, zal de proefwerkpaniek, verpakt in onrust, snel bij de jongen opmerken en in een poging om ‘m alsnog bij zijn les Duits te houden neemt hij het heimelijke geschiedenisschrift in beslag. Als hij twee naamvallen later de jongen opnieuw betrapt, dit keer met geleende aantekeningen over de renaissance op zijn schoot, zal de maat vol zijn. De aantekeningen worden ter lering (en vermaak van enkele klasgenoten) verscheurd en de jongen mag zich gaan melden bij de teamleider van de school waarbij hij later die middag, voor straf, een uur zal moeten nablijven. 

Tijdens het muisstille proefwerk, het is het derde uur, verklappen z’n veel te warme wangen hem dat zijn gemiddelde cijfer voor geschiedenis een vrije val gaat beleven.

 “Ha lieverd! Wat zie je eruit en wat ben je laat, je zou toch om drie uur thuis zijn vandaag? Hoe ging je proefwerk?”

Pas net 13 jaar, en al zoveel uit te leggen.

Zes gevoelige snaren

(voor Cor en Gré Mak, ter nagedachtenis van Ritchie)

Het tocht een beetje in café Halfweg. De deuren van de dorpskroeg staan aan twee kanten open. Ik voel de zomer in mijn rug vertrekken. 

Net als de jonge serveerster de keuze voor het avondmaal voorlegt (“Wilt u een hamburger of drie stokjes saté?”), neemt de laatste zonnebries een oude bekende met zich mee. Cor Mak. 

Cor ziet me zitten en begroet me met volle woorden en op een volume dat bestemd is voor grote groepen. Ondertussen monstert hij mijn tafelgenoten. “Tijd niet gezien, vriend! Hebben jullie familiedag ofzo? Ik zie allemaal Schoutens!” Ik zeg hem dat we inderdaad een familiedag hebben en probeer tegelijkertijd in te schatten hoeveel Cor heeft gedronken. 

Cor maakt een nuchtere indruk.

Het meisje van het café staat met een afhangende heup en een notitieboekje te wachten op mijn keuze voor hamburger of saté. Ik houd haar niet langer op en kies voor saté. 

Cor loopt door naar het terras van café Halfweg. Ik kijk hem na en vraag me af of hij rookt. (Dacht het niet.)

Terug bij de familie, heb ik het met mijn oom Theo kort over het onbeschrijfelijke leed dat Cor 2 jaar eerder is overkomen. Hij verloor toen zijn jongste zoon Ritchie. Een auto-ongeluk tijdens een stapavond werd ‘m fataal. De jongen is net geen 22 jaar geworden.

Nadat ik de slechtste saté ooit heb gegeten, duikt Cor voor de tweede keer achter mijn rug op. Opnieuw met luide en joviale stem. Hij beschrijft in het kort onze lange vriendschap, die we voornamelijk op en rond de tennisbaan beleefden.

Cor is geen spat veranderd, merk ik. Nog immer goedlachs en voor iedere gelegenheid heeft hij een goed verhaal en een gulle lach paraat. 

Als we even later een tweetal oude koeien op het droge hebben begint Cor, gek genoeg, over zijn Fender Stratocaster, een elektrische gitaar. Hij doet er niets meer mee maar verkopen op marktplaats levert nauwelijks iets op dus hij bewaart ‘m liever, zegt hij. Even later nemen we afscheid.

Aan de lange familietafel denk ik nog even na over de ontmoeting met Cor. Mijn gedachten blijven steken bij de Fender Stratocaster gitaar. En dan valt het kwartje.

Cor speelde vroeger gitaar en had grote bewondering voor Ritchie Blackmore van Deep Purple. Zijn jongste zoon vernoemde hij zelfs naar de virtuoos die sinds jaar en dag speelt op een Fender Stratocaster. Geen wonder dat hij de gitaar niet van de hand doet. Die Strat is meer dan een gitaar. Het is een herinnering aan zijn verongelukte zoon. Een houvast met zes gevoelige snaren.

In gedachte zie ik Cor voor me met de Stratocaster op schoot. Met een brok in zijn keel slaat hij een stroef E-akkoord aan. Van de E kruipt hij als vanzelf naar de A en de B. Een eenvoudig bluesschema was nog nooit zo moeilijk om te spelen. Hij voelt het direct. Voor het eerst speelt hij met zijn hart.

Die gitaar krijgt een ereplek.

Opgeruimd

Onze bezittingen verdwijnen voor minimaal een jaar in dozen. Wat we echt nodig hebben nemen we mee in fietstassen. Met een minimum aan middelen trekken we straks de wereld in. We hebben een tent van het lichtste soort, kleding voor de seizoenen, boeken voor het moraal en muziek ter verpozing. Met twee robuuste fietsen zijn we straks optimaal ingericht op verplaatsing.

Ons huis laten we opgeruimd achter. 

De meeste van onze spullen komen uit kringloopwinkels en zijn dus al eens door eerdere liefhebbers van de hand gedaan, in dozen gestopt, en daarmee aan de zijkant van herinneringen geplaatst. Ook wij doorlopen dit proces.

Zo wordt de Italiaanse designlamp (model ‘Delfino’) die met moeite een plekje in ons interieur wist op te eisen, in bubbeltjesplastic gewikkeld. Hij spartelt niet tegen. Zal hij zijn licht nog eens laten schijnen?

Van de drie Perzische tapijten die we bezitten, doen we er twee van de hand. De derde laat zich, zwaar als een lijk, in twee henneptouwen rollen en schikt zich achter het zolderluik waar een leren tas en twee luidsprekers het tapijt in stilte welkom heten. Zullen ze nog dragen? Voeten, geluid en schrijfgerei?

Boeken die Nicole niet lang geleden de geheimen van de Oncologie Fysiotherapie prijs gaven liggen nu in een doos met mijn studieboeken Archeologie eronder. Twintig kilo kennis, opgesloten in een verhuisdoos en voor een deel, vederlicht, in onze hoofden. Zullen ze ooit nog andere hoofden vullen?

Nu de spullen al een poosje zijn ingepakt en opgeborgen, vraag ik me af of we ze gaan missen. Ik denk het niet want het meeste van wat er ligt, is al uit mijn geheugen verdwenen.

12
Translate »