Woensdagavond besloten Niekie en ik de Elfstedentocht te gaan fietsen. De weersverwachtingen waren subtropisch, de reiskriebels chronisch en de tijd was voorhanden. Drie dagen om 235 km door Friesland te fietsen. Een mooie gelegenheid om onze nieuwe tent (Helsport Camp 3), stoeltjes (Helinox Ground Chair) en slaapmatten (Exped Synmat 7 LW UL) te testen. Van onze reis met geleende spullen naar de Middellandse Zee waren er voor ons twee upgrades waarvan we zeker wisten dat we die wilden doorvoeren voor ons volgende fietsavontuur.
De eerste en belangrijkste upgrade betrof de slaapmatjes. We hadden naar Zuid Frankrijk zes weken onze ruggen gepijnigd aan twee selfinflatable therm-a-rest slaapmatjes die te dun waren voor een comfortabele nachtrust. Dat kon en moest beter. Onze keuze is gevallen op de lichtgewicht matjes van Exped. Veel fietsers hebben goede ervaringen met deze matten. De tweede upgrade zijn de stoeltjes van Helinox. De stoeltjes die we eerder leenden waren louter ruggensteuntjes voor in het gras. In de praktijk gebruikten we deze zelden omdat het zitcomfort nihil is en je, qua stabiliteit, beter tegen een boom kunt gaan zitten. De tent is niet zozeer een upgrade als het om comfort of gemak gaat. Echter wel als het om gewicht gaat. De Helsport is een paar kilo lichter dan de Exped tent van twee jaar geleden.
Voor het mini-avontuur in Friesland vulden we vier achtertassen en een stuurtas. Meer hadden we niet nodig. Als startpunt kozen we Oudemirdum omdat hier de ouders van Niekie met hun caravan op Camping De Waps staan.
Met beide fietsen achterin de auto reden we donderdagmorgen richting Oudemirdum. Ik had de route als gpx-download in de Garmin gezet zodat we tijdens het fietsen zicht op de koers konden houden. Om een uur of tien zaten we, klaar voor de rit, aan een bakkie in de voortent. We legden onze plannen voor aan Niekie’s ouders. We zouden ongeveer drie keer 80 kilometer gaan fietsen over de elfstedentocht route en na iedere 80 km keken we uit naar een camping voor de nacht. Ze konden ons dus zaterdag weer verwachten. Meer planning was niet nodig. Wij mochten bij terugkomst rekenen op een barbecue.
Het was iets na elf uur dat we bij Camping De Waps vertrokken richting Stavoren. We hebben elkaar die eerste kilometers wel 5 keer een high five gegeven want wat was het lekker weer en wat fietsten we heerlijk! Na Stavoren stopten we direct met high five-en want de wind die we schuin in de rug hadden, werd nu een forse tegenwind. Niek kroop in mijn kielzog en het werd stampen geblazen.
Rond lunchtijd waren we in het prachtige Hindeloopen. We waren er al eens met de boot door gevaren wat op zich nog mooiere plaatjes opleverden maar met de fiets is Hindeloopen ook prachtig. Op een zonovergoten terras bij de haven aten we een broodje en vulden onze bidons voor opnieuw een fors stuk tegenwind naar Workum en Bolsward.
We waren iets voorbij Franeker toen de kilometerteller de 80 passeerde. Het moment dat we moesten gaan uitkijken naar een camping. Niet veel later zagen we op de verkeersborden Camping ‘It Kattegat’ verschijnen. Genoeg reden voor opnieuw een high five.
We hadden al wat boodschapjes gedaan in Franeker (aspergesoep, stokbrood en kaas) dus na het opzetten van de tent (fluitje van een cent) en het vullen van de slaapmatjes (even wennen met dat blaaskussen!) konden we tegen 18:00 uur dineren. Het enige dat ik miste was een lekker koud biertje!
De (vrijwillige) beheerder van de minicamping in Ried kwam ons inschrijven en kon ons vertellen dat er geen supermarkt in Ried was. Ook geen café. Er was wel een bakker maar die ging ’s morgens om half 9 pas open. Het was voor ons prima. Moe, voldaan en verzadigd zaten we te genieten van de vroege avond. Er passeerde een goed gesoigneerde man (haren in een staart en grote grijze baard met puntjes aan de snor). Hij zag onze voldane blikken en glimlachte om vervolgens de dag en het weer te prijzen. Wij deden dat op onze beurt ook en ik voegde eraan toe dat een koud biertje het enige was dat er nog aan ontbrak. Hierop hield de man zijn pas in en draaide zich een kwartslag naar ons toe. Hij stak zijn wijsvinger in de lucht en kwam nu naar onze campingtafel toe gelopen. Ondertussen trok hij het rechterpand van zijn jas open en toverde met zijn linkerhand een halve literblik bier tevoorschijn. Hij zette het blik met een ‘asjeblieft’ op tafel en vervolgde zijn weg.
Goddelijk!
Het was niet druk op de camping. De twee trekkershutjes bleven leeg en op het veldje naast ons stond een camper. Bij de aanlegsteiger iets verderop was een gezelschap aangemeerd dat dol bleek op het luidkeels meezingen met Hollandse Schlagers. Hun drie honden deelden deze hobby met het nodige fanatisme. Op de kaatsbaan verderop werd een training gegeven aan een groepje kinderen.
Moe maar voldaan besloten we vroeg de tent in te duiken. Niek was direct vertrokken maar ik had moeite de slaap te vatten. De slaapmatjes liggen heerlijk (wel luidruchtig bij draaien en keren) maar het bleek voor mij toch weer even wennen zo in een tentje. Ik heb het half 2 zien worden maar sliep vervolgens tot een uur of 7 als een baby.
Na het opstaan hadden we de natte tent (condens en regen) vlot ingepakt en stonden in dubio om te vertrekken of nog even te wachten op de bakker in Ried. Terwijl we de bidons stonden te vullen passeerde er een dame met haar hond. Ik vroeg haar naar de betreffende bakker. Ze wist ons te vertellen dat deze niet om half 9 maar om half 10 open ging. We vertrokken onmiddellijk en zette koers richting Berlicum.
In Berlicum aangekomen, stopten we voor een ontbijt bij de plaatselijke bakker. De bakker zelf stond voor de winkel zijn bakkersbus te vullen met vers brood en croissants. Terwijl ik mijn fiets op slot zet zie ik een reuzecroissant op de grond liggen. De bakker was ‘m verloren. Ik wees hem op de gevallen croissant. Snel pakte de bakker het lekkernij, wreef het zand van de croissant aan zijn T-shirt en legde ‘m in de bus. “Had ik dat geweten, dan had ik niets gezegd”, flapte ik er lachend uit. De Bakker moest even denken maar haalde vervolgens de croissant weer tevoorschijn en gaf ‘m aan mij. De dag was goed begonnen.
De bakkersvrouw in de winkel moest nog twee klanten helpen voor ze onze bestelling kwam opnemen. We waren in het koffiehoekje van de bakkerij gaan zitten. We bestelden twee cappuccino een croissant en een hartig broodje. Alles warm. De bakkersvrouw ging aan de slag. Het croissantje en het hartige broodje kwamen uit de winkel. Het oventje stond achter de winkel de koffie in het koffiehoekje. De vrouw liep van het een naar het ander en weer terug enz. Ondertussen bleven er maar klanten binnenkomen. Het winkeltje raakte vol. De wachtende Friezen waren al snel met elkaar in gesprek (voor ons niet te verstaan). Er werd gelachen dat het een aard had. Niek en ik voelde ons enigszins opgelaten door onze tijdrovende bestelling. Dit werd allengs minder naarmate de stemming in het winkeltje toenam. Het was berengezellig! Uiteindelijk waren we voorzien van koffie en ontbijt toen de bakkersvrouw zich weer met de reguliere klandizie kon bemoeien. Er stonden inmiddels een man of tien à twaalf voor haar neus. Ongestoord ging ze aan het werk en de sfeer bleef uitbundig gezellig in de bakkerswinkel. Ook nadat we hadden betaald (met een flinke fooi) bleef het gezellig. Voor de winkel bleven we staan kletsen met lokale Friezen die het weer, fietsen en het feit dat Friesland in de top 3 stond van Lonely Planets onontdekte reisbestemmingen met ons bespraken. Toen we aanstalten maakten om weer op de fiets te stappen kwam de bakker aanrijden in zijn broodbus. Ook hij liep even later met een glimlach van zijn bus naar zijn winkel. Bij het passeren vroeg hij me nog of ik niet teveel zand tussen de tanden had gekregen. Ik verzekerde hem dat het croissantje heerlijk en zandvrij was geweest.
Vandaag keken we uit naar het meest noordelijke punt van de tocht. Bij Holwerd hadden we namelijk de wind niet meer frontaal tegen. Iets voor Dokkum zou het helemaal feest zijn want daar keerde de koers zelfs naar ‘windje mee’. Daarna zou het verder ‘cruisen’ zijn. Terwijl in Italië Chris Froome zijn huzarenstukje aan het opvoeren was (hij pakte die dag de roze trui), reden wij van Dokkum naar Leeuwarden. Na een kleine 90 km fietsen die dag, vonden we in Dearsum een leuke camping (Mini Camping ‘De Wynmole’).
Na het opzetten van de tent en een heerlijke pasta met ricottasaus en brood, fietsten we naar het verderop gelegen Poppenwier. Daar is een café met terras (opnieuw uitkijkend op een kaatsbaan) waar ze een heerlijk biertje schenken. Ik dronk twee Tsjerkebier (Lichte Preek) en verzekerde me daarmee van een heerlijke nachtrust. Zodra mijn hoofd het kussen voelde was ik weg.
De laatste fietsdag was een makkie. Het was niet ver meer naar Oudemirdum en met de wind nog altijd in de rug waren we er zo. In Sneek deden we een ontbijtje bij Bakker Bart. In het prachtige Sloten dronken we twee cappuccino (met slagroom en koffielikeur) en kochten er nog wat broodjes voor de lunch. Die lunch aten we op de camping in Oudemirdum. We waren het rondje om! Er schoof die middag nog wat gezelligheid aan bij de tent van mijn schoonouders en we sloten de dag af met een heerlijke barbecue.
Bruin, ontspannen, moe, voldaan en tevreden keerden we huiswaarts.
Het was een 5-sterren tocht
(over hoe een Nederlands bandje op het legendarische podium van CBGB in New York terecht kwam)
Dat hapje eten na de eerste opnamedag had nogal wat voeten in de aarde. Eerst moest er worden bepaald welk genre restaurant ons alle vier aansprak (Joost had zich inmiddels bij ons aangesloten). Alle genres werden gezien als prima optie. We hadden namelijk honger.
In Manhattan aangekomen liepen we richting Brownies en het plan was om onderweg onze restaurantogen de kost te geven. Zag iemand een aantrekkelijke eettent, dan werd er een vergadering belegd.
Bij het eerste de beste restaurant (Chinees) waren we het al direct eens. Hier gingen we eten.
Het Aziatische restaurant had de allure van een ordinaire vreetschuur; een drukbezochte bovendien. Voor het oog van de kenner en de ervaren reiziger is dat een goed teken.
We gingen naar binnen.
Binnengekomen werd ons een tafeltje gewezen.
Terwijl we de eerste studiodag de revue lieten passeren en tegelijkertijd op de tweede opnamedag vooruitliepen, kwam er een schuchtere Chinees naar ons tafeltje geslopen, hij was opvallend lang wat mij even deed denken aan een rietstengel.
Of we al een keuze hadden gemaakt, was zijn vraag.
Behalve Bastiaan, die hongerig de menukaart van voor naar achter had bestudeerd, was er niemand die al een keuze had gemaakt. Maar wat we zeker wisten was dat we alle vier trek in bier hadden dus de man kwam niet voor niets.
’Four beer!’ Het was Aars die de bestelling plaatste en daarbij vier vingers de lucht in stak om misverstanden te voorkomen. De rietstengel begon ongemakkelijk om zich heen te kijken en maakte geen aantekening van de bestelling. Sterker nog, het groezelige blocnote werd diep in zijn donkere schort gestopt.
’We mogen geen alcohol schenken heren’, de Chinees trok bij deze woorden zijn schouders licht verontschuldigend op en liet ons zijn lege handen zien. Pure machteloosheid.
Als vier kinderen vlak na het tellen bij verstoppertje spelen keken we schichtig om ons heen. In een flits scande we de andere tafels in de hoop ergens een pijpje bier te zien staan zodat het bewijs kon worden geleverd dat de Chinees zich moest hebben vergist. Toen we geen bewijsmateriaal konden vinden keerden we onze blikken en keken elkaar vertwijfeld aan. Aars maakte aanstalten om overeind te komen en te vertrekken. We stonden op het punt z’n voorbeeld te volgen toen de Chinees met zijn armen het ’rustig aan’ gebaar begon te maken.
’Sit down, sit down, please’ klonk het.
Aars liet zich terugzakken maar hield zijn handen op de leuning van de stoel zodat hij ieder moment weer de benen kon nemen.
De Chinees kwam iets dichterbij toen hij zag dat Aars was gaan zitten. Hij maakte een lichte buiging en zei op een samenzweerderige toon: ’I will get you your beer’.
’Listen’ De rietstengel boog zich nog iets verder naar ons toe waardoor wij als vanzelf ook iets meer naar hém toe bogen. Als plantjes naar het licht.
De Chinees had onze volledige aandacht.
Zijn oplossing bestond eruit dat wij hem moesten zeggen welk bier we wilden drinken (Rolling Rock of Budweiser) en hem ongeveer 5 dollar mee moesten geven. Hij ging dan voor ons naar de Deli op de hoek om 4 halve liter blikken te kopen. Wij konden blijven zitten en al onze aandacht rustig op het menu richten. Het was immers zo, verklaarde hij nader, dat ze weliswaar geen vergunning hadden om alcohol te verkopen, maar dit betekende niet dat wij, de klanten, geen alcohol mochten drinken tijdens het eten. We moesten alleen even zorgvuldig het bonnetje van de Deli bewaren voor het geval de inspectie langskwam. Met dat bonnetje konden we dan aantonen dat we het bier zelf hadden meegebracht. Dan was er niets aan de hand!
Aars liet de stoelleuning los en klapte in zijn handen van geluk en vroeg de naam van de Lange Chinees. Tevreden met deze nieuw gesloten vriendschap schudde Aars de man de hand en gaf hem direct vijf dollar voor de boodschap.
’Mooi man,’ vond Aars.
De Chinees trok direct een lange jas aan en verdween met vijf euro uit het zicht om niet langer dan twee minuten later terug te keren met een dunne plastic tas met daarin vier grote blikken Budweiser. Met het zelfvertrouwen van een Rotterdamse bootwerker zette de Chinees de vier blikken met vier klappen midden op tafel.
We applaudisseerden voor het kunststukje.
Aars kwam alsnog overeind en gaf de beste man opnieuw een ferme handruk en liet hem het wisselgeld houden.
Tevreden graaide de lange Chinees in zijn schort en diepte het groezelige blocnote met het kleine potloodje op.
We hadden inmiddels een keuze gemaakt.
[In de zomer van 1996 maakte we in Utrecht kennis met de leden van de New Yorkse band Mer. Nadat we met Yam Yam in hun voorprogramma hadden gespeeld, nodigde de drummer van Mer, Justin Guip, ons uit om twee weken naar zijn studio in Brooklyn te komen om er een plaat op te nemen. Hier onze belevenissen.]
Wakker worden in Upper Manhattan biedt een mens de mogelijkheid om in gedachte steeds weer opnieuw een scene van een Woody Allen-film binnen te stappen. De verbeelding bood ons die kans, en de Dunkin Donuts de locatie.
Kort na het opstaan en een frisse douche, sloten we de massieve appartementsdeur achter ons en stapten op de hoek van Amsterdam avenue en 125th een filiaal van de ontbijtketen binnen. Met twee enorme bekers koffie en een taartdoos gevuld met donuts namen Joost en ik plaats bij het raam aan de kant van 125th street. Oasis klonk schel door de kleine speakers.
’Joost, wees je bewust dat dit hier het mooiste moment van ons avontuur is, hè.’ zeg ik.
’Want?’ vroeg Joost.
’Nou, we hebben nog twee weken New York voor de boeg. Het avontuur begint pas. Dat is toch een heerlijk gevoel?’
’Da’s waar ja.’ vond ook Joost.
’Wat ga jij doen vandaag, als wij straks de studio induiken? Ga je mee of ga je de stad in?’
Joost ging natuurlijk de stad in. Hij wilde dolgraag naar het Metropolitan en het Guggenheim, en terwijl Joost vertelt over nog meer bezienswaardigheden die hij gaat bezoeken in New York zie ik ’m, met een bedenkelijke blik, over mijn hoofd Amsterdam Avenue inkijken. Hij stopt met het opnoemen van zijn wensenlijstje en trekt een frons in zijn voorhoofd. Ik kijk om terwijl Joost zegt: ’Ken jij die lui? Volgens mij moeten ze jou hebben.’
Ik ben plots mijn tekst kwijt en merk dat de scene een dramatische wending krijgt. Wat ik door het raam op Amsterdam Avenue zie voelt als een misplaatste herkenning. Aan de andere kant van het raam staat een meisje uitbundig te zwaaien. Enthousiast met beide handen tegelijk maakt ze bewegingen alsof ze de grote winkelruit van de donut shop staat in te soppen. Ik besef dat ik haar ken uit het maar het feit dat ik haar hier tref bij de Dunkin Donuts op de hoek Amsterdam Avenue en 125th in New York, is zo onwerkelijk dat ik even ben vergeten hoe ze heet.
Verbaasd sta ik op om de deur te openen en haar de ontbijtscene binnen te halen. Aan haar hand een vriendje. Inmiddels wist ik haar naam weer en stonden we, na een kort voorstelrondje, druk en enthousiast uit te wisselen wat ons naar New York bracht en vervolgens over het bizarre toeval dat we elkaar hier waren tegengekomen. Niet veel later maakte ik een afspraak om elkaar nog eens te zien in de enige bar die ik kende in New York; Brownies in Avenue A. We namen afscheid.
Een paar keer in je leven maak je dit soort niet te verwachten ontmoetingen mee. Ik herinner me nog een keer jaren later in Mexico-stad, waar ik vlak nadat ik uit mijn favoriete koffiehuisje de drukke straat op loop mijn naam plotseling hoor roepen. Een oud studiegenoot liep 20 meter achter me en had me het koffietentje uit zien komen. Een vreemde gewaarwording zo ver van huis.
Na de koffie en de donuts gingen Joost en ik ieder onze weg. Joost ging op zoek naar de kunstschatten van de Big Apple. Ik naar een kelder in Brooklyn om de eerste stappen te zetten in het opnameproces dat moest leiden tot de debuutplaat van Yam Yam.