De Vietnamezen hebben iets met geld. Op zich is daar natuurlijk niets mis mee en in zekere zin heeft iedereen ‘iets met geld’. Maar de verbetenheid bij de Vietnamezen als het om geld gaat, springt in het oog. Zo dragen de meeste mensen hier een hoesje om hun telefoon waarin, goed zichtbaar voor eenieder, een (namaak) 100 dollarbiljet zit gestopt. Mijn exotische reisgedachte daarbij is dat deze mensen de goden willen verleiden om hen enige mate van financiële voorspoed te schenken. Inmiddels heb ik meer het gevoel dat het biljet in het hoesje zit als een duivelse ‘reminder’. Een bankbiljet dat de drager eraan moet herinneren om wie dan ook, waar dan ook, voor zoveel mogelijk geld een oor aan te naaien.
Ik leg het je uit want onze ervaring met dit naaiwerkje is inmiddels zeer groot.
Wij, die van Hanoi naar Saigon pedalen, hebben vele Vietnamezen langs de route ontmoet die zich met het allervriendelijkste masker op, ware boeven toonden. Aangezien we het rustige tempo genieten, hebben we voldoende tijd om zaken grondig te analyseren. We hadden dan ook snel in de gaten dat we bij een broodkarretje langs de kant van de straat het dubbele moesten afrekenen voor hetzelfde broodje dat de lokale Vietnamees naast ons, óók zat op te peuzelen. Dat broodje van hem was daarmee dubbel zo lekker als ons broodje.
Zo’n eerste keer trek je er lering uit en besluit je het betreffende karretje niet nog eens te bezoeken. Gevolg ervan is wel dat er bij ons langs de oren twee enorme voelsprieten in stelling werden gebracht zodra we ergens iets moesten afrekenen.
Het voordeel van het reizen met de fiets is dat je het ware prijspeil in een land leert kennen. We eten, drinken en kopen het meeste van onze dagelijkse boodschappen lokaal, dus op plaatsen waar doorgaans geen toeristen komen. Daar betalen we dan ook de lokale prijzen. Zo kom je er bijvoorbeeld achter dat een bord rijst met groente, ei en tofu, om en nabij de 30.000vd kost. Iets meer dan een euro. Toch wordt ons zeer regelmatig gevraagd het dubbele te betalen. Een keer zelfs 150.000vd en de topper was 200.000vd voor twee bordjes rijst met ei. Uiteraard voelt dat niet prettig als je weet dat ze je een vegetarisch kippenpootje willen uitrukken. Dit zorgt in de extreme gevallen dan ook voor een tafereel of scene. Vaak als je grote ogen opzet en langgerekt ‘No!’ roept, kan je iemand die jou een beetje wil oplichten tot de orde roepen maar de 150.000- en de 200.000 gevallen, die kunnen na zo’n ‘Noooooo’ niet terugkrabbelen naar 30.000. Dat verschil is er gewoon te groot voor en bovendien zijn dit de keiharde oplichters. Hier ben je als westerling gewoon het haasje. Of toch niet?
Laat me je meenemen naar een dag waar het me allemaal een beetje te dolletjes werd.
Het begon vroeg.
Als het enigszins mogelijk is, pakken Nicole en ik voordat we op de fiets springen ergens in de buurt een kopje koffie. De koffie van onze keuze is de ‘Ca Phe Sua’ en dan bij voorkeur met ijs. Doorgaans betaal je bij de lokale koffietent 15.000vd voor de ijskoude koffie. Die morgen had ik niet kleiner dan een biljet van 100.000vd in mijn portemonnee dus was al op m’n hoede want zo’n biljet biedt ‘ruimte’ om de prijs wat op te drijven. Zeker als er zoals in dit zaakje nergens prijzen aanstaan. De dame die ons bediende nam het biljet in ontvangst en ik zag direct hoe ze begon met nadenken. Ze draaide zich om naar haar zuster die verderop in de zaak haar lange haar zat te borstelen, en vroeg haar wat ze voor de koffie moest rekenen. Nicole en ik keken elkaar al begrijpend aan want als uitbater van een koffiezaak weet je de prijs van je best lopende product nog op te dreunen vér nadat je bent overleden. Er werd wat onduidelijk met papiergeld gerommeld waarna ze me het wisselgeld presenteerde. Twee briefjes van 20.000 hield ze me voor. Ik pakte ze verwonderd aan en liet die langgerekt ‘No!’ horen. Nicole viel in en de O werd nóg langer. Lang genoeg in ieder geval, om de dame wat onzeker te maken. Ze kreeg een kleur en draaide zich vertwijfeld terug naar haar zus, verontschuldigde zich, en hield me toen een briefje van 50.000 voor. Dit was natuurlijk nog steeds 20.000 teveel maar ik had de 40.000 nog in mijn handen dus pakte de aangeboden 50.000 van haar aan en gaf haar in plaats van de twee briefjes van 20.000, maar één briefje terug. Hierdoor kwamen we netjes uit op het juiste bedrag. We konden vertrekken.
Na ongeveer 30 kilometer, het is nog ochtend, werd het tijd om onze lege bidons bij te vullen. De prijs van 1,5 Liter water varieert van 5.000 tot 10.000vd. We stopten bij een klein thuiswinkeltje dat werd gerund door een dame van zeer hoge leeftijd. Ik zette twee flessen water bij haar op het kleine kassablok en betaalde met een briefje van 50.000. Ik kreeg er één van 10.000 terug. Ik hield mijn hand nog even met het eenzame briefje in het luchtruim in de hoop en de veronderstelling dat er nog minstens twee van dezelfde soort bovenop werden gelegd maar er kwam niets. Daarop schoof ik de flessen water terug naar het bejaarde mens, legde het biljet van 10.000 neer en vroeg mijn briefje van 50.000 terug. Ze keek verontwaardigd en bood me als alternatief een briefje van 20.000. Ik schoof de flessen nog een stukje dichter naar haar toe en wenkte nogmaals naar mijn biljet van 50.000. Toen begon ze te pruttelen en wilde me 30.000 teruggeven. Uit principe liet ik de flessen water staan en vertrok uiteindelijk dorstig maar met mijn biljet van 50.000vd.
Toen we, door schade en schande wijs geworden, tijdens de lunch naar de prijs van een bord rijst met tofu en ei informeerden vóór we die hadden genuttigd, konden we ons een discussie besparen. De man van het truckersrestaurant vroeg zonder blikken of blozen het viervoudige van de gangbare prijs voor zijn bord rijst.
In de middag, toen we bij een guesthouse aanklopten, had de receptioniste een kamer voor ons voor 300.000vd. Dit is 12 euro en maar ietsjes duurder dan we doorgaans voor een slaapplek betalen dus op zich niet gek. Maar…
Als ik bij de receptie sta, werp ik altijd even snel een blik in het registratieboek. Meestal ligt deze open en bloot voor de neus van de receptionist. Vaak is de receptie onbemand en dan kijk ik vast even voordat ik word geholpen. De laatste kolom in het registratieboek verraadt de prijs die andere gasten voor de kamers betalen, of hebben betaald. Bij het guesthouse zie ik die middag in de laatste kolom bedragen van 200.000vd en een veelvoud daarvan geschreven. Zaak dus om de gevraagde prijs van 300,000 naar 200.000vd terug te brengen. Tijdens de onderhandeling, waar ik al snel moe van word, besluit ik weg te lopen. Plotseling gaat de receptioniste akkoord met 200.000vd. Ik loop terug naar de balie en vraag haar de kamer te laten zien. Dan neemt ze letterlijk een loopje met me. We stijgen twee verdiepingen (vier trappen) alwaar ik een nette kamer te zien krijg. ‘Prima kamer!’, zei ik. Als ik vervolgens zeg dat we ‘m nemen, vertelt ze me dat deze bewuste kamer 250.000 kost. Ik zucht en vraag haar om me de kamer van 200.000 te laten zien. Dat doet ze schoorvoetend. Eerst moeten we terug naar de receptie beneden om de sleutel van de goedkopere kamer te halen. Dat doen we. Twee verdiepingen (vier trappen) naar beneden, sleutel omwisselen, dan drie verdiepingen (zes trappen) omhoog, kamerdeur openen, en kijken. ‘Prima kamer!’, zeg ik. ‘We doen het voor 200.000!’. Doodleuk zegt ze dat ook deze kamer 250.000 is. Ik kijk haar vol ongeloof aan. En vraag haar in het Nederlands of ze denkt dat ik Malle Eppie ben. Ik daal de drie verdiepingen (zes trappen) af en loop direct naar buiten. Nicole staat bij de fietsen en vraagt: ‘En?’. Achter me hoor ik de receptioniste in de deuropening zeggen: ‘Okay, okay, 200.000!!’ Ik pak mijn fiets, stap op en zeg tegen Nicole dat we verder gaan kijken.
100 meter verder stond een net hotel waar we zonder dollen een nette kamer kregen op de eerste verdieping (één trap, prima prijs).
Een beetje kribbig en moe van al dat gedoe om geld, en hongerig van een dag fietsen, stappen we na het douchen het restaurant naast ons hotel binnen. We bestellen rijst met ei. Tijdens het eten bespreken we het verschil tussen ‘lokale prijzen’ en ‘toeristenprijzen’. Ik vertel Nicole dat het eeuwige gesteggel me chagrijnig maakt maar dat het er kennelijk bij hoort dus dat ik me er niet al te druk om moet maken. Op dat moment krijgen we de rekening voor het bordje rijst met ei gepresenteerd. Ik begin te koken bij het zien van het bedrag. Een zoveelste scene volgt en we verlaten het restaurant uiteindelijk met het betalen van de helft van de oorspronkelijke rekening.
Nog eentje dan…
Gisteren liepen we een restaurant binnen en we werden netjes naar een tafeltje gebracht. Ik liep voordat ik ging zitten nog even terug om mijn fiets op slot te zetten. Op de terugweg naar ons tafeltje pakte ik een menukaart die op een ander tafeltje lag. Mijn menukaart zat in een rood etui. De kaart die Nicole door de jonge ober was overhandigd zat in een zwart etui. Je voelt ‘m aankomen. De menukaart die ik onderweg van een andere tafel meepikte was niet voor ons toeristen bestemd. Toeristen krijgen namelijk de menu’s in de zwarte mapjes. Alles in de mapjes was exact hetzelfde. Behalve de prijs! Het zwarte mapje had prijzen die 20% hoger waren dan de prijzen in het rode mapje. Ik vroeg de ober of we misschien uit het rode mapje konden bestellen. Dat kon.
Zucht…
Vandaag is de wereld grijs gekleurd. Althans onze wereld hier halverwege het ranke Vietnam. We zijn in Nha Trang en verwachten bezoek. De bezoeker heet Nakri, komt uit Japan, en heeft op z’n zachtst gezegd een nogal opvliegend karakter. We weten dit omdat de broer van Nakri, Matmo, ons anderhalve week geleden in Hoi An bezocht en ons een inkijkje gaf in hun, op z’n zachts gezegd, woelige familiegeschiedenis.
Niet Matmo zelf maar de Australische eigenaar van Sisters Tavern & Pizzeria wist ons te vertellen dat nu ook de baldadige broer van Matmo van plan was ons op te zoeken. Hoe die broer heette wist de pizzaman niet, maar wel dat hij ons drie of vier dagen later in Nha Trang wilde treffen. Nicole en ik fronsten onze wenkbrauwen en begonnen met rekenen. We gingen uit van drie dagen en waren ongeveer nog 230 kilometer van Nha Trang verwijderd dus dat moest passen. We aten rustig verder waarbij ik me heel licht, maar in stilte, stoorde aan het feit dat we gedwongen werden om een planning te maken voor een ons onbekende gast.
De volgende dag trokken we er vroeg op uit. Zonder concreet richtpunt fietsten we verder zuidwaarts en merkten direct hoe prettig dat ging met een lichte wind in de rug. Het naderende bezoek van de broer van Matmo verdween daarom al snel naar de kelders van mijn gedachten en maakte plaats voor ‘The New Yorker: Fiction’-podcast.
Met zijn prettige Indiase tongval las Akhil Sharma het verhaal ‘Baster’ van Jeffrey Eugenides aan me voor. Een verhaal over een alleenstaande vrouw die op haar veertigste via kunstmatige inseminatie moeder wil worden. Willy Lamb, de verteller en ex-geliefde van de vrouw verwisselt tijdens het inseminatiefeest heimelijk zijn zaad met die van de zorgvuldig gekozen donor. De ethiek van dit verhaal hield me nog even bezig tot we door een vriendelijk ogende Vietnamese tot stoppen werden gemaand. We moesten op kleine rode plastic stoeltjes plaatsnemen en kregen tegen een kleine vergoeding een bord rijst met tofu, ei, groente en (voor mij) een beetje vlees. Koude thee en warme soep werden als bijgerechten geserveerd.
Tijdens de lunch prikte we een speld op de navigatiekaart van de telefoon die ons die dag op 120 kilometer van Nha Trang bracht.
De dag erna verliep ongeveer hetzelfde. Met de warme wind die met ons meerolde fietsten we vrijdagmiddag laat, twee dagen voor onze afspraak met Nakri, Nha Trang binnen. De lucht was toen al grauw en grijs.
Nha Trang is een drukke bouwput. Hectisch, stads, groot en zelfs in deze tijd van het jaar toeristisch. Neonreclames, schreeuwende borden, beukende speakers, proppende meisjes, toeterende auto’s, brommers, vrachtwagens en bussen bepalen het straatbeeld en geluid. De geur wisselt voortdurend maar blijft overal liggen op een bedje van uitlaatgas.
Door de drukte zochten we vanmorgen onze weg naar het korte strand van de stad. Golven kwamen van ver en donderden oorverdovend kapot op het zandstrand. Code rood hing in de vlaggenmast waaronder de gespierde jongen van de strandwacht zijn armen nog verder oppompte door zich enkele malen op te drukken in het rulle zand.
Een handvol Russische en Engelse toeristen lag ondanks het onstuimige weer in badkleding op badlakens. Hun ruggen gekeerd naar de kwakkende golven wilden ze hoe dan ook zien en gezien worden. De ‘oversized’ zonnebrillen op hun neuzen kleurden de lucht nog donkerder dan hij al was.
Wij besloten terug naar het hotel te wandelen en deden onderweg nog enkele inkopen en hielden daarbij rekening met de komst van Nakri later vandaag.
Het kan ook goed zijn dat Nakri morgen aanklopt. Orkanen zijn wat dat betreft tamelijk onvoorspelbaar.
–
P.S. Ben je benieuwd naar het verhaal over dat inseminatiefeest? Je kunt het hier lezen. (LINK)