• info@pedalenenverhalen.nl

Maandelijks archief mei 2019

Na 5000 kilometer

Vandaag zijn we door de 5000 kilometergrens gefietst. Dat viel niet mee want het kwik van de thermometer verdampte waar je bij stond. De weg kookte. Letterlijk. Glimmende druppels teer borrelden uit het wegdek omhoog. Als we over de druppels heen reden maakten ze het geluid van klappertjespistolen. Na verloop van tijd werden de druppels plassen en kleefden onze fietsbanden hinderlijk aan het wegdek. Met het teer aan de banden vingen we langs de kant van de weg steentjes zoals een vliegenstrip vliegen vangt. Ondertussen bleven we maar lurken aan onze bidons. Het water was veel te warm om te verkoelen maar het was het enige dat we om handen hadden op de lange heuvelachtige wegen. Schaduw was er alleen onder het klepje van mijn pet. Ik kroop er met heel mijn lijf onder.

Dieren lieten het wijselijk afweten vandaag. Vogels waren op een hand te tellen. De stokstaartachtige beestjes die ons gisteren de hele dag vermaakten door in de berm steeds in blinde paniek met ons mee te rennen, over de kop te slaan en te piepen als muizen in het nauw, om vervolgens in hun holletjes weg te duiken, staken vandaag hun kop nergens boven de grond. Werden we gisteren verrast door een veld met enkele honderden ooievaars, vandaag was er geen enkele kans op zo’n fantastisch schouwspel. Hoogstens in een fata morgana want luchtspiegelingen vulden de horizon van ’s morgens vroeg tot laat in de middag.

Zomaar een stukje waar we 82 mochten

Een paar vliegen en een enkel vlindertje heb ik gezien. Én een verdwaalde schildpad die zonder onze hulp de overkant van de weg nooit zou halen. Alleen voor de schildpad was het fijn dat we hadden besloten de ruim 70 kilometer van Aksaray naar Nevsehir te fietsen.

Nu ik niet werd afgeleid door pijlsnelle stokstaartjes of trage ooievaars, kon ik me eens concentreren op geuren. Onvoorstelbaar wat er allemaal te ruiken valt als je van Rijnsaterwoude naar Bali fietst. 

Het ergste ruikt de dood. Er gaat geen dag op de fiets voorbij dat we de dood niet ruiken. De geur van de dood rijkt ver dus hij komt snel en blijft lang hangen. Ik doe mijn best om iedere keer als er een dode hond (of een ander kadaver) langs de kant van de weg ligt mijn adem in te houden. Ik rook de dood liever niet over mijn longen, ik weet niet waarom. Ja, dat weet ik wel, omdat het stinkt! Maar misschien ook om welk rottingsproces dan ook buiten de deur te houden. 

Er zijn ook fijne geuren. Naaldbomen, vers gemaaid gras, hooi, stro, de waterige geur van de nevel die sprinklers op de akkers verspreiden (vooral vandaag was die heerlijk). De geur als je ’s morgens hongerig een bakkerij die vers brood bakt binnenloopt. Versgemalen koffiebonen als je trek hebt in een bakkie.

Het landschap is prachtig

Vervelend zijn de uitlaatgassen. Na 5000 km fietsen heb je zoveel dieselpluimen gezien, geroken en geïnhaleerd, dat je serieus gaat twijfelen of het wel gezond is om van Rijnsaterwoude naar Bali te fietsen. Je hebt het idee gezond bezig te zijn maar het fijnstof die je binnenkrijgt kan wel eens gigantisch zijn. Op de Balkan komt daar het roken ook nog eens bij. Daar is nog geen ontmoedigingsbeleid en wordt er overal gerookt. Cafés en restaurants staan daar blauw van de rook. Iets wat je je in Nederland gelukkig niet meer voor kunt stellen.

De laatste dagen bereikt me echter een geur die ik letterlijk en figuurlijk niet thuis kan brengen. Het is een geur die nieuw voor me is. De geur is buitengewoon sterk en ruiken we soms honderden meters lang. Ik kan de geur niet beschrijven want ik kan ‘m nergens mee vergelijken. Zo nagelnieuw is die geur voor me. Ik heb het vermoeden dat het een boom is die de geur verspreid maar zeker ben ik er nog niet van. 

Ben je nieuwsgierig geworden naar die geur? Je vindt ‘m op zeker op de D300 van Aksaray naar Nevsehir. Het is een ritje van zo’n 70 kilometer maar pas op! Het kan er bloedheet zijn.

Raki-Cola Bier

We reden rond de klok van 13:00 uur door een stoffig laantje in Pamukkale, op weg naar hotel Dört Mevsim. Het eerste, en goedkoopste hotel van het toeristische dorp met de kalkterrassen hadden we zojuist resoluut afgewezen. De prijs aan de receptie bleek hoger dan op internet werd aangegeven en toen ik daar iets van zei, tegen de kloeke receptioniste, legde ze uit dat ze me zojuist de ‘comfort room’ had laten zien. Dat was een kamer uit een andere prijsklasse. Ze had ook goedkopere kamers, vertelde ze. Toen ik daarvoor interesse toonde, kon ik de comfort room voor minder geld krijgen. De goedkopere kamers van het hotel bleven voor mij verborgen. Haar volwassen zoon zat tijdens ons kortstondige zakelijke treffen apestoned op de bank en keek voor zich uit alsof hij door een holle pijp het licht zocht. Als hij nuchter was geweest had hij ons kunnen zien vertrekken.

Onderaan het uithangbord van hotel Dört Mevsim stond tot ons genoegen ook het woord ‘champing’. ‘Ha’, dacht ik met een uitroepteken, een camping voor kampioenen. We hadden misschien een mogelijkheid om te kiezen. Een hotelkamer of een stukje campinggras. 

We parkeerden onze ijzeren pakezels op het fijne grint van de parkeerplaats van het hotel. Nicole wachtte bij de fietsen en ik liep langs het wenkende zwembad richting de receptie. Daar vandaan liep de eigenaar me tegemoet en ruim voordat ik ‘m de hand kon schudden bereikte me al een ander soort kennismaking. De kennismaking met een groot drankprobleem, vormgegeven door een gigantische kegel. Zijn dubbele voornaam, zo bleek al snel, werd Raki-Cola. Zijn achternaam doopten we later om tot Bier.

Op de bank vóór de receptie zat de dochter van Raki-Cola met haar vriend. Ze rommelden beiden wat op hun mobiele telefoons tot het moment dat de dochter werd gevraagd ons een kamer te laten zien. We liepen met haar mee (de fietsen stonden veilig dus Nicole kwam mee) en kregen een keurige kamer te zien. Raki-Cola liet ons daarna in hoogst eigen persoon de camping zien. Dit bleek de reeds bekende parkeerplaats met het fijne grint te zijn. Er stond een busje en een auto. Ook hing het wasgoed er te drogen maar wij konden er een plekje naar believen uitzoeken. Een klein strookje gras zag er voldoende uitnodigend uit. We besloten te gaan kamperen.

ons ‘champingplekje’

Nadat we onszelf hadden geïnstalleerd en omgekleed tot twee zwemlieden, namen we een duik in het hotelzwembad. We maakten de allereerste zwembewegingen van onze reis en genoten zichtbaar van het verkoelende water. Toen we ons even later op twee ligbedden hadden genesteld, kon het grote kijken beginnen.

Met de ligbedden in de schaduw

Al snel viel onze aandacht op Raki-Cola. Ik vertelde Nicole over zijn verreikende kegel en het werd ons snel duidelijk dat die kegel goed werd onderhouden.

Recht tegenover onze ligbedden, aan de andere kant van het zwembad, stonden twee koelkasten met glazen deuren. De ene koelkast was verstrekt door Pepsi, het stond er met grote letters op, de andere door de leverancier van flessenwater. Het loopje van Raki-Cola ging steevast naar de Pepsi koelkast.

De Pepsi koelkast. Daar waar de Raki-Cola wordt vervaardigd

In de Pepsi koelkast stonden naast bier, sinas, cola en ice tea ook twee anderhalf liter flessen water. Gek genoeg stonden deze niet in de speciaal daarvoor geleverde koelkast. Al snel werd duidelijk waarom. De waterflessen waren gevuld met raki (vuurwater). Met zeer grote regelmaat liep Raki-Cola naar de Pepsi koelkast en vulde zijn glas voor de helft met raki en voor de andere helft met Pepsi cola. Hij deed dit een beetje heimelijk maar omdat zijn dorst groter was dan zijn drang tot geheimhouding, viel het toch al snel in het oog. Hij bleef maar naar de koelkast lopen. Ondertussen functioneerde hij als hoteleigenaar en speelde, onder het genot van een halve liter bier, een spelletje Back Gammon met de kok. 

Het is inmiddels een uur of drie, half vier. Raki-Cola wisselt zijn gang naar de Pepsi koelkast nu in dezelfde frequentie af met een gang naar de wc want van bier moet je zeiken. Hij en de kok hebben er minstens vier spelletjes Back Gammon op zitten. Onderweg naar het toilet maakt Raki-Cola een lastig te controleren zijstap. Ook zie ik hem half in zijn gezicht wrijven terwijl hij eigenlijk over heel zijn gezicht wilde wrijven. Tenslotte steekt hij een keer zonder zichtbare reden zijn vinger op voordat hij de deurknop van het toilet vastpakt, alsof hij zich iets belangrijks bedenkt. Zijn bewegingen zijn allemaal net een beetje uit het lood.

Wij zitten met de benen gestrekt op onze ligstoelen en houden Raki-Cola in de gaten over de rand van onze e-readers als we hem plotseling van koers zien veranderen. Hij loopt ineens voorbij de Pepsi koelkast! Opletten!!

Vlakbij de uitgang van het hotel staat een elektrische driewieler, een soort scootmobiel met een boodschappenmandje achterop. Raki-Cola is er naartoe onderweg. In gedachte ben ik blij met het gegeven dat het hier gaat om een driewieler want met zoveel drank in het lijf is een stabiel voertuig van levensbelang. Raki-Cola stapt op en vertrekt in volle vaart vooruit, stopt vervolgens, zet de scootmobiel in zijn achteruit en grijpt achter zich naar een lange stok met een netje aan het uiteinde. Het is zo’n ding om vuiltjes mee uit het zwembad te schepnetten.

de scootmobiel, een stabiele factor in het hotelbedrijf

Met het schepnet in de linkerhand, als een lans, draait hij het gas weer open en snelt het hotelpad af, en met een ruime bocht vliegt hij de straat op en verdwijnt, gevolgd door een klein stofwolkje, uit het zicht. 

Ik zie een Turkse Don Quichot en vraag me af of Raki-Cola windmolens ziet.

Na tien minuten verschijnt de scootmobiel weer terug op het terras van het hotel. Raki-Cola zit nog steeds in het zadel maar niet stevig. De meterslange lans van Don Quichot is nergens meer te bekennen maar zijn oorlogsbuit bedraagt twee broden. Ze liggen in het boodschappenmandje van de scootmobiel. Zo kan Raki-Cola, naast zijn dorst, nu ook zijn honger stillen.

Gerustgesteld met de veilige terugkeer van de hoteleigenaar stappen we zelf op. We gaan het dorp in en stillen ook onze honger. Nicole eet gevulde aubergine, ik neem levertjes met rijst en besluit het wat drank betreft bij twee biertjes te houden.

P. S.

Heterdaadje

Maar drie dingen

We hebben het woord al een aantal keer laten vallen. Gastvrijheid. We komen er voortdurend mee in aanraking tijdens ons fantastische loempia-avontuur en we raken er toch steeds meer van onder de indruk. Dicht bij huis ontmoette we de gastvrijheid via Warmshower, de app voor fietsers die onderdak zoeken of aanbieden. Daarbij was er nog iets van ongemakkelijkheid van onze kant want aanbellen bij wildvreemden die met een groot gebaar hun huis en hun leven voor een dag voor je openstellen voelt een beetje als het bezoeken van een verjaardagsfeest waar je niemand kent. Zelfs de jarige niet. Toch blijf je op het feest en doe je de hele avond je uiterste best om met iedereen kennis te maken. Tegen het einde van het feest wordt het dan ook nog eens echt gezellig waardoor je als allerlaatste weggaat. Blij en tevreden want achteraf had je het feest voor geen goud willen missen. Zo voelt de gastvrijheid van Warmshower wat mij betreft.

De gastvrijheid op de Balkan is over het algemeen niet kosteloos. Wel erg goedkoop. Mensen hebben ons voor een appel en een ei hun huis, appartement of kamer afgestaan. Vaak na het drinken van een Grappa of een Raki kregen we de sleutel van hun grootste bezit. Soms bleef het daar niet bij en kregen we er een levensverhaal bij.

In Griekenland kenden de gastvrijheid van Eric, Regina en hun vrienden op Lefkas geen grenzen. We kregen er een eigen huisje, mochten meegenieten van Ajax tegen de Spurs (de eerste wedstrijd), en toen Nicole de halve marathon van Lefkas liep, stonden ze haast allemaal langs de kant om haar aan te moedigen.

Nu zijn we in Turkije en blijft de gastvrijheid zich onverminderd aandienen. De eerste dag al werden we opgewacht door Klaus en Rietje, twee Nederlanders die bekenden van de ouders van Nicole zijn. Ze zijn een maand in Bodrum maar vertrekken daarna naar Indonesië. De plek waar zij in Indonesië naartoe gaan is de plek waar ze de ouders van Nicole hebben leren kennen. Als klap op de vuurpijl is dat ook nog eens de plek waar wij de lekkerste loempia ooit hebben gegeten (Rietje en Klaus hadden ‘m nog nooit besteld dus konden er niet over meepraten, hoewel Klaus zeker wist dat Rietje de lekkerste loempia ter wereld maakte)!

Veel klimmen en dalen in Turkije, weinig wolken

Eergisteren was er de gastvrijheid van een pompbediende. Het was warm en we hadden veel geklommen toen er zich opnieuw een berg van formaat aandiende. Het was me eraan gelegen nog voor die berg een slaapplaats te regelen want eerlijk gezegd had ik het end in de bek. Vlak voor de klim passeerden we een pompstation met ernaast een heerlijk stukje kort gemaaid gras. Ik boog direct af en fietste op de pompbediende af. Het was geen enkel probleem. Natuurlijk mochten we de tent opzetten. ‘Zoek maar een goed plekje uit!’, aldus de pompbediende.

Prachtig gazonnetje naast het pompstation

Gisteren was het opnieuw raak. Tijdens de zoveelste klim hing mijn tong weer eens langs mijn voorwiel. Het zweet toonde zich al uren in dikke druppels langs de klep van mijn pet en in steeds breder wordende banen zoutkleuring wit in mijn fietskleding. Ik kon niet meer. Toen was daar een tentje langs de kant van de weg. Je kon er cay (thee) en ayran krijgen. Cay kennen we maar ayran kenden we nog niet dus we bestelden twee kopjes. Heerlijk spul voor de fietser! Een mengsel van Yoghurt water en zout. Buitengewoon dorstlessend. Ondertussen zaten we uitgebreid met de verkoper te kletsen. Hij woonde in het busje daar langs de weg. Nu voor het derde jaar. 

De man verkoper van Cay en Ayran. Zijn zoon nam de selfie
Een lekker en mooi kopje Ayran

Opnieuw kregen we een levensverhaal te horen. Even indrukwekkend als alle anderen. Na het verhaal kregen we alsnog de cay opgediend en begon de uitbater aan de epiloog. We hebben er een dik uur gezeten. Toen we opnieuw bijna vertrokken, bood hij aan om onze tent op zijn terras neer te zetten, dan konden we doorpraten en raki drinken. We sloegen zijn aanbod af. Niet vanwege de lange avond met veel raki die in het verschiet lag of het feit dat hij liedjes kon zingen van Frans Bauer en Marianne Weber, maar omdat het net lekker begon af te koelen, wat betekende dat we nog een of twee uurtje goed door konden fietsen.

Na nog een goed uur fietsen kwamen we een wegrestaurant tegen met een heel mooi en uitnodigend stukje gras (en een prachtig uitzicht bovendien). Opnieuw de stoute schoenen aangetrokken om een kampeerplek te regelen. De Engelssprekende ‘patron’ werd erbij gehaald die het vervolgens met zijn vrouw ging overleggen. Toen die akkoord ging moest vader nog even wakker gemaakt worden (hij lag op de bank in de keuken). Ook de oude baas was akkoord dus konden we weer een plekje voor de nacht uitzoeken. 

Het fraaie uitzicht bij zonsopkomst

Vandaag aten we rond de middag wat brood op een muurtje langs de kant van de weg. Verschijnt er plotseling een jongeman tussen ons in. Met twee kopjes thee en zes suikerklontjes. Hij bleek iets verderop bij een restaurant te werken en had ons blijkbaar zien zitten. De lekkerste thee die ik ooit gedronken heb!

De mensen hebben hier in Turkije en verderop in de Balkan niet veel. De meesten verdienen net genoeg om van te leven. Het enige dat ze een ander daarom kunnen bieden is hun gezelschap, hun gastvrijheid en hun hulp. En bij het aanbieden van deze drie dingen zijn ze buitengewoon ruimhartig, en zolang wij gezelschap, gastvrijheid en hulp mogen ontvangen, lukt het ons om Bali te bereiken.

Onze Griekse weken

We hebben Eric en Regina, door wie we onderweg zijn uitgenodigd in Katouna (Lefkas) laten weten dat we er op dinsdag zullen zijn. De dag voor aankomst treffen we een Oostenrijker. Hij komt uit tegenovergestelde richting en verteld ons dat we de tunnel bij Preveza niet door kunnen. Die is verboden voor fietsers. Zelf had hij mazzel, want aan zijn kant waren wegwerkzaamheden en daardoor mocht hij doorfietsen. Het alternatief is 140 km via de weg naar Aktio. We zoeken op internet naar de mogelijkheden. Dennis oppert dat we anders gaan liften. Er is vast wel een vrachtwagen die ons de tunnel door helpt. We lezen dat we door een auto naar de andere kant gebracht kunnen worden. Zwaaien voor een camera bij de ingang van de tunnel zou helpen. Van Eric krijgen we een telefoonnummer van deze “tunneldienst”. Het komt vast goed de volgende dag. 

Als we de dag erna aan komen fietsen staat er al een groepje fietsers uit Turkije bij de tunnel. De mannen staan er al een half uur en hebben al gebeld en voor de camera gezwaaid. Er zou een auto komen om ze op te halen. 

wachten voor de tunnel

Na tien minuten komt er een nog Duits stel aan op de fiets. We vertellen hun de stand van zaken, maar de man zegt dat Lefkas de andere kant op is. Hij wijst in de richting van waar wij vandaan komen. We proberen hem te overtuigen dat Lefkas echt aan de andere kant van de tunnel ligt maar hij stapt op en fiets in tegengestelde richting weg. Zijn vrouw kijkt ons hoofdschuddend aan en zegt: ”Daar ben ik al 50 jaar mee getrouwd.” Ik kan nog net voorkomen dat ik zeg: ”Dat is knap.” 

We kletsen met haar over het fietsen. Zij hebben sinds drie jaar een e-bike. Haar man heeft slechte knieën dus is dat een oplossing. Na vijf minuten komt haar man terug en zegt dat Lefkas toch echt de andere kant op is en zegt haar dat ze meteen op moet stappen. De vrouw is verbaasd en zegt dat wij er met z’n achten toch niet voor niks staan te wachten om de tunnel door te kunnen. De man neemt haar echter niet serieus en lijkt er klaar mee te zijn. “Je stapt nu op!” Zijn toon is dwingend. Wij draaien ons, vanwege de plaatsvervangende schaamte maar even om. Hoe dominant de man ook is, de vrouw houdt voet bij stuk en probeert hem te overtuigen samen met ons te wachten om de tunnel door te mogen. We horen hem zeggen dat hij verderop Aktio op de borden heeft zien staan. Dat is de route over land naar Lefkas bedenkt Dennis zich. Ik heb medelijden met de vrouw en probeer haar te helpen door te vertellen dat ze inderdaad die kant op kunnen fietsen. Dat ze de keus hebben tussen 1600 meter tunnel of 140 km over land om Lefkas te bereiken. De vrouw kijkt me opgelucht aan en bedankt me. De man bindt even later in en de keus is gemaakt dat ook zij door de tunnel gaan. 

Ondertussen komt de politie aan. Zij komen echter niet voor ons. Waarvoor wel weten we niet. Er komt daarna een pick-up van werkverkeer aanrijden. Die komt om ons naar de andere kant van de onderwatertunnel te brengen. De fietsen zouden achterin de bak moeten, maar tien fietsen is ‘m te veel. Hij besluit een vrachtwagen te gaan halen. 

Inmiddels probeert de dominante man een vriendelijk praatje aan te knopen, maar ik probeer hem zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Ik heb geen zin in deze norse clown. 

Uiteindelijk wordt er besloten dat de tunnel in zijn geheel van beide kanten wordt afgesloten voor het overige verkeer en dat wij er met z’n tienen doorheen mogen fietsen. We moeten er zo snel mogelijk doorheen dus graag zo hard mogelijk fietsen, werd ons gezegd. 

Als alles in gereedheid is gebracht en we mogen gaan, gaat de Duitse dame op haar e-bike er als een speer vandoor. Haar koppige man fietst helemaal achteraan. Als we aan het einde van de tunnel omhoog moeten komt hij me ‘fullspeed’ voorbij en zegt: ”Geiles electro.” Ik slik alles wat er in me opkomt in. De Duitsers zijn er vandoor. We kunnen het ons wel voorstellen, want hij heeft zich echt belachelijk gemaakt. En van zijn vrouw kunnen we ons voorstellen dat zij zich enorm schaamt. We maken nog een praatje met de Turkse fietsers en gaan verder richting Katouna.

We hebben Eric en Regina twee weken eerder onderweg ontmoet en zij nodigden ons uit bij hun langs te komen. Wij stonden toen net op het punt om te bepalen of we via Athene met de boot naar Turkije zouden gaan of over land. Met deze uitnodiging werd de keuze voor ons gemaakt. 

Als we Lefkas-stad in fietsen zegt Dennis: ”Kijk Niek, de halve marathon.” Het is dinsdag en op zaterdagavond is er een 10 km en een halve marathon op het eiland. Daar wil ik graag aan meedoen. We hebben geen idee hoelang we mogen blijven dus we leggen voor of we in ieder geval tot na de halve marathon mogen blijven. Van Eric en Regina mogen we tot juni blijven. Pas dan komen er vrienden die in het muggennest (zo heet het gastenverblijf) slapen. We eten ’s avonds heerlijke eigengemaakte linzensoep met z’n vieren. 

Op 1 mei vieren ze feest in Griekenland. Iedereen is vrij en ’s avonds wordt er in het dorp gegeten, gedronken en gedanst, maar het is niet zulk lekker weer dus het feest gaat niet door. Het heeft ’s middags geregend en het is ongeveer 18 graden. Dat is winter voor de Grieken. Voor mij komt het goed uit. Ik heb last van mijn buik en blijf dichtbij de wc. Gelukkig voel ik me de volgende dag weer prima en wordt het feest op vrijdag alsnog gevierd en ben ik erbij. Ik doe zelfs nog een dansje. Iedereen in de kring is meteen uit ritme. 

Lefkas

Met Jimmy (de Jeep) rijden Eric en Regina ons rond over het eiland. We zien in één dag een heleboel, maar ze kunnen ons niet alles laten zien. Voor ons een goede reden om nog eens terug te gaan naar Lefkas. Het is er prachtig. We bezoeken een klooster, stoppen bij prachtige uitzichten, eten een ijsje in een mooi dorp aan zee, struinen door een verlaten Amerikaanse legerbasis opzoek naar waardevolle schatten en ontmantelen een bus die in een bocht als een hoopje schroot is achtergelaten. 

De verlaten VS legerbasis op Lefkas
De rol met plaatsnamen uit de bus gaat mee

Op zaterdagvond word ik door zowel Nederlanders als Zwitsers (vrienden van Eric en Regina) aangemoedigd tijdens de halve marathon, waardoor ik op die afstand zelfs een pr loop en derde word in mijn leeftijdscategorie. 

Een oranje High Five!

Op maandag is het helaas tijd om gedag te zeggen. Niet om afscheid te nemen, want we gaan elkaar zeker nog zien. Het is bijzonder om mensen te ontmoeten die je na een kort gesprekje uitnodigen en hun huis en hart voor je openstellen. Het was een heel fijne week in Katouna. 

We gaan na Katouna op weg naar Athene. De eerste dag is het lekker vlak. Heel fijn om de benen weer te laten wennen aan het fietsen. Na ongeveer 60 km komen we een camping tegen en besluiten daar de tent op te zetten. Het seizoen lijkt nog niet begonnen. We zijn de enige gasten. We kunnen bij het gesloten restaurant overdekt zitten en koken. Een Duits stel met de camper vraagt of er plek is. De eigenaar is weg, maar wij denken van wel. Na een rondje camping besluiten ze toch verder te rijden. Een camping runnen is misschien toch niet ons ding. 

De dagen erna mogen we weer flink aan de bak. We fietsen niet meer langs de kust, maar door de bergen. Het is soms pittig, maar het levert ook mooie uitzichten op. En we vinden hier prima plekken om te wildkamperen. 

We zetten de tent op een oud voetbalveld.

Een Nederlands stel uit Hazerswoude is gestopt voor een schildpad. De man staat ermee in zijn handen als we aan komen fietsen. Het zijn de Jan en Anneke van Griekenland. Jan en Anneke zijn mijn ouders en hebben veel gezien van Indonesië. Deze mensen kennen de mooie plekjes van Griekenland. Zij adviseren ons de mooiere noordelijke route naar Athene te nemen en niet de zuidelijke route.

Over de brug naar Patras

Als we later kijken zien we dat we flink moeten klimmen bij de noordelijke route. We besluiten de brug te nemen richting Patras en toch de zuidelijke route te fietsen. We hebben de keus om het voetgangers pad van de brug te nemen maar dan wachten ons aan het einde flink wat trappen die we af moeten. De andere optie is over de (snel)weg, maar dan mogen we op de brug niet stoppen voor foto’s. We besluiten de weg te nemen, maar het is ons niet duidelijk waar we er dan eigenlijk weer af moeten. Uiteindelijk fietsen we nog een aardig stuk op de snelweg, wat uiteraard niet de bedoeling is. Gelukkig komt er na een paar kilometer een afslag en kunnen we via de parallelweg (the old national road) verder. 

Wij vinden het een mooie route langs te kust. Het meeste verkeer gaat via de snelweg, dus erg druk is het er niet. We passeren genoeg plaatsjes voor een bakkie, kunnen prima boodschappen doen en vinden er prima campings. Op dit stuk zijn de mogelijkheden om te wildkamperen, zo vlak aan de kust, minder. Daarnaast is een douche ook welkom op dagen dat het warm is en we moeten zwoegen. 

Gisteren zijn we aangekomen in Piraeus. We hebben een hotel voor twee nachten vlakbij de haven. Bij de ticketverkoop vragen we naar de mogelijkheden om naar Turkije te varen. De jongeman kijkt bedenkelijk. Volgens hem moeten we dan via Chios en daarna door naar Cesme. We kunnen woensdag vertrekken. We willen maandag vertrekken, maar dat kan niet. Ik vraag hem naar de mogelijkheden om via Kos naar Bodrum te varen. Dat kan op maandag. Voor de fiets moeten we 28,50 euro betalen. We zeggen dat we twee fietsen hebben. Hij kijkt me vol bewondering aan. Denkt hij dat we op de tandem zijn of dat ik Dennis achterop heb? Als hij de kentekens wil hebben kijken we hem bedenkelijk aan. Hij denkt dat een bicycle een motor is. Nu is het duidelijk wat hij dacht en wordt de twee keer 28,50 euro weer van de prijs afgehaald en de bewonderende blik voor mij op een motorfiets is ook meteen weg. Het helpt niet als ik zeg dat de motor mijn benen zijn.

Translate »