We fietsen al twee dagen langs de zee zonder dat we ‘m kunnen horen. Wat misschien het geluid van de zee is, wordt overstemd door een plagerige wind die ons stevig bij de oren vastheeft. De koele wind komt vanaf het land de zee opwaaien en rimpelt het water. Korte golven met glinsterende schuimkopjes maken van de Adriatische Zee een sieraad voor het oog. Een troost bij het zware trappen.
Nu we Istrië achter ons hebben gelaten, maak ik in mijn gedachten (ook die reizen mee) de balans op. Het schiereiland heeft zijn anker in mijn verleden, de plaats waar alles een plekje krijgt, laten zinken. Ik zal me Istrië zolang ik leef herinneren aan zijn bodem. Gooi me over twintig jaar, verlost van mijn blinddoek, uit een auto en ik vertel het je als ik in Istrië op de grond rol. De kleur van de bodem heeft namelijk exact dezelfde kleur als het cacaopoeder van Van Houten.
Aan die cacaopoeder zitten weer andere herinneringen vast. Hiervan brengt de belangrijkste me terug naar de keukentafel aan de Drechterlandsedijk in Ursem. Daar aten mijn zus en ik honderden broodjes ’cacao met suiker’. Witte boterham met een dikke laag boter en daaroverheen de cacao uit het bekende doosje, gemengd met een theelepeltje suiker. Heerlijk! (En daarna even in de spiegel naar je tanden kijken). Lachen.
Zoete herinneringen.
Langs de hele kustlijn van Istrië, fietste de zon moeiteloos langs de hemel met ons mee. En ook tijdens onze rustdagen in Porečen Pula schoof het zonnetje aan op de diverse terrassen. En ook nu, nu we de bocht bij Opatija om zijn, weigert de zon iets voor zichzelf te gaan doen en blijft in ons kielzog. Je kunt een slechtere reisgenoot treffen.
We zijn, nu dus ook met de wind log en verveeld hangend aan onze bagagedragers (ook die wil per se mee), tot in Senj gefietst. Een klein dorpje dat tegen de heuvel staat opgestapeld zodat ieder huis een uitzicht biedt over de zee. Iets uit de kust liggen twee dorre eilanden louter om het uitzicht van een verfraaiend perspectief te voorzien.
Het is hier geen dorp van vissers, wat je zou verwachten. Alleen de meeuwen kwijten zich aan die taak. Nergens zie je een dobberende boot waarin ze druk zijn met het uitzetten of binnenhalen van visnetten. Nee, de mensen hier verhuren ‘Apartmani’ of ‘Apartman’ als ze er één aanbieden. Appartementen. Dat doen ze allemaal, waardoor ze worden aangeboden voor betrekkelijk lage prijzen. Het appartement dat we momenteel bewonen meet 65 vierkante meter en is van werkelijk alle gemakken voorzien (zelfs een wasmachine). We huren het voor 25 euro per dag, dezelfde prijs die we in Duitsland betaalden om onze tent een nacht op een camping te mogen zetten.
Senj blijkt dus toch bij uitstek een vissersdorp. Met de toerist als vangst. Maar die vis wordt door de moordende concurrentie wel duurbetaald.
Vanmorgen daalde ik af naar de supermarkt, een enorme, en vrij nieuwe, vierkante doos die middenin het schots en scheve oude dorp is neergekwakt. Gek genoeg staat die supermarkt op 100 meter afstand van zo’n zelfde enorme nieuwe doos. Ook een supermarkt. Dit fenomeen zien we in veel plaatsen die we passeren. Opvallend is dat al deze supermarkten zo nieuw zijn. Alsof het land zich een jaar of 2 à 3 geleden voor het eerst heeft opengesteld voor de Aldi’s, de Lidl’s, de Sparren en de Plodines, die op hun beurt als een malle zijn gaan bouwen waardoor ik nu in het koffiehoekje van de Plodine in de treurige ogen kijk van misschien wel de voormalige eigenaar van een kleine buurtsuper. Het is kwart over acht in de ochtend. Hij zit aan het bier, en ik schrijf dit verhaal.
Toen we gisteren na een lange, warme en uitputtende rit Pula binnenreden, zag ik in mijn linkerooghoek het enorme amfitheater, in mijn rechter de haven. Wetende dat we nog twee dagen in Pula zouden doorbrengen, hielden we koers naar ons tijdelijke verblijf buiten het centrum van de stad. Bovendien staat het amfitheater er al ruim 2000 jaar dus kunnen we erop gokken dat het er morgen ook nog staat.
En dat bleek inderdaad het geval. Weliswaar stonden er hier en daar steigers tegen het immense theater waarvan ik niet weet of die er de dag ervoor, in het voorbijgaan, ook al stonden. Ook waren er links en rechts wat stutbalken geplaatst dus wie weet heeft het er nog om gespannen. We waren in ieder geval op tijd voor een foto of twee, drie.
Ik fiets in Pula sinds lange tijd weer zonder fietstassen, en dat is wennen. Het lijkt wel alsof mijn fiets zich bevrijd voelt van zijn zware last en daarbij een vrolijke nieuwsgierigheid aan de dag is gaan leggen. Hij beweegt zijn stuur opvallend losjes, en naar het lijkt willekeurig, van links naar rechts. Alsof ie mij als bestuurder niet langer dient en zijn ogen eens even flink de kost wil geven in deze oude stad. Als een dartel veulen.
Ik weet niet of het mijn fiets is opgevallen, maar er is iets geks aan de hand met Pula. Toen ik Nicole erop wees vond ze het ook gek maar dacht dat de meeste mensen nooit zouden merken dat het aan de hand was. Het viel mij op toen we op het rustige Dante-plein tegenover een basisschool, in het zonnetje, aan een cappuccino zaten. Links van de school staat een katholieke kerk en rechts ervan een restaurant met de naam Alighieri. Dante’s La Divina Comedia op de drempel van een basisschool. Alsof de kinderen een levenskeuze voorgehouden wordt; sla je linksaf (inferno) of sla je rechtsaf (paradiso)? Maar dit terzijde.
Nee, het gekke met Pula is iets heel anders. Het is onzichtbaar, zelfs voor het scherpste oog.
Je kunt het alleen horen. Als je luistert.
Wat je hoort is namelijk heel iets anders dan wat je ziet. Wat je ziet zijn kinderen die tijdens een korte pauze een broodje eten of een sigaret roken, een man die al heel vroeg aan z’n eerste biertje van de dag zit. Meeuwen bij de fontein en hier en daar een verdwaalde duif met één gezond pootje en één stompje. Maar wat je hóórt zijn kaketoes, ara’s en nog zowat van dat exotische pluimage. Ik hoefde mijn ogen maar te sluiten en ik waande me weer bij ons kleine huisje aan Playa Chiquita in Costa Rica!
Dit klopte van geen kant en na even speuren merkte ik de kleine luidspreker op waaruit de fraaie dierengeluiden klonken. Nadat ik Nicole op dit vreemde fenomeen had gewezen was voor mij de kous af. Ik ging ervan uit dat een grensverleggende horecaondernemer aan het plein verantwoordelijk was voor dit sfeerverhogende initiatief dat ongetwijfeld zou leiden tot een verhoogde mate van consumeren.
Niets was minder waar!
Toen we even later, met onze fietsen aan de hand, de verkenning van Pula’s binnenstad voortzetten, vlogen de uitheemse vogels ons opnieuw om de kop. De kleine luidsprekertjes waren snel gevonden. Daar ging mijn theorie van de grensverleggende horecaondernemer aan het plein!
Dan blijven er wat mij betreft nog twee opties over. Namelijk: het is kunst, of het is een poging van het stadsbestuur om ‘een stukje natuurbeleving’ de stad in te brengen. Dat laatste lijkt me helemaal van deze tijd en met twee dartele veulentjes aan de hand dragen we er maar wat graag ons steentje aan bij!
Hier bij café Epoca staat de zon netjes voor de deur te wachten. Hij wil erin, net als ik, maar waar de zon de toegang wordt geweigerd, mag ik naar binnen en bestel een cappuccino. Ik ben alleen in het grote café op de hoek van de Obala Maršala Tita en de Eugena Kumičića, twee straatnamen die klinken als rinkelend losgeld waarvan ik de waarde niet ken. Het terras is gevuld met mensen die de kant van de zon hebben gekozen.
De zomer likt alvast wat aan het schiereiland. Het wil even proeven van Istrië zoals het werkelijk is. Het pure, zonder de mierzoete, en snel overheersende, smaak van het toerisme, want dat moet hier nog op gang komen. Er liggen een paar luxe jachten lui tegen de steigers van het casino, maar dat telt niet. Istrië is nog even van de Istriërs. En van de zon dus.
We zijn in Poreč, Kroatië. De Italianen noemen het Parenzo waardoor de stad meteen begint te huppelen. Ooit behoorde deze prachtige stad toe aan de Romeinen. Toen was het de beurt aan de Byzantijnen die hier een bisschop achterlieten. Daarna werd er gekozen voor Venetiaans bestuur, wat weer een doorn in het oog van de Genuezen was, met alle gevolgen van dien.
Het is hier altijd blijven rommelen maar nu zijn de toeristen hier de baas. De toeristen lijken alles te overwinnen en zijn hard op weg naar wereldheerschappij. Wat het fascisme of het nationaalsocialisme kwaadschiks nooit lukte, lijkt het toerisme zonder probleem voor elkaar te krijgen. Het is een paard van Troje die met man en macht naar binnen wordt gesleept. Waar zijn de verdedigingslinies opgeworpen? Waar staan ze nog overeind?
De tsunami aan toeristen is niet meer te stoppen. Westerse toeristen koloniseren al jaren zeer effectief, en voeg daar de nóg efficiëntere neotoeristen uit Azië aan toe, en ook het laatste stukje ongerepte aarde wordt een casino. Hier in Poreč zijn er maar liefst vier (op een bevolking van 12000).
Wijzelf fietsen nu als vooruitgestuurde representanten van het Westerse toerisme naar Bali. Links en rechts zien we hoe de vlag erbij hangt en natuurlijk hangt die vlag halfstok. Streken die vroeger een zichzelf bedruipende bedrijvigheid kende, zoals hier in Poreč ooit de scheepsbouw het tempo bepaalde, zijn vandaag de dag overgeleverd aan de seizoenen van het toerisme. De ene helft van het jaar kent de stad een hopeloos eenzaam en leeg bestaan, de andere helft van het jaar voegt het zich slaafs naar de duizenden bezoekers die er hun gerief komen halen.
Nu, zo tegen het einde van maart, is het eigenlijk de mooiste tijd van het jaar hier in Poreč. Je ziet iedereen bewegen in het ritme dat precies past bij deze fraaie kustplaats. Niet het hebberige ritme van het hoogseizoen of het landerige van het laagseizoen. Iedereen staat op ‘en gaat weer eens wat doen!’. Alles kan nog even ‘voor de drukte uit’. Er is tijd voor een praatje, er kan nog gewacht worden want er is nu meer dan genoeg adem voor iedereen. Het hart klopt nu in zijn natuurlijke ritme.
Voor ons het juiste moment en de juiste plaats voor een rustdag.
Als we op woensdag Salzburg binnen rijden weten we dat we het de komende dagen makkelijk gaan krijgen. We volgen namelijk vanaf hier de Alpe Adria Radweg. Lekker de bordjes volgen dus. De fietsroute loopt van Salzburg naar Grado. We besluiten om er een deel van te fietsen. Van Salzburg naar Böckstein gaat het behoorlijk berg op. Vooral het stuk bij Lend en het laatste stuk in Bad Gastein zijn heel erg pittig. We hebben soms het gevoel dat de fietsen steigeren, maar gelukkig weigeren onze benen niet en redden we het boven te komen. We krijgen onderweg regelmatig te horen dat we de eerste fietsers zijn op de route. We krijgen duimen als goedkeuring voor het fietsen in de regen en de sneeuw. En men is verbaasd dat we met dit weer kamperen. Zo af en toe pakken we een hotelletje of Warmshowers voor wat comfort.
We hebben in Tricesimo in Italië een Warmshowers geregeld bij Lorenzo. Als we in Villach zijn berichten we hem dat we denken dat we er over 2 dagen zijn. Volgens Lorenzo kan het in 1 dag, want na Tarvisio gaan het alleen nog maar bergaf. Hij laat weten dat het hem niks uitmaakt of we dinsdag of woensdag komen en ook niet hoe laat. De Alpe Adria route is prachtig, maar na Tarvisio is het schitterend. We fietsen over oude spoorlijnen die nu geasfalteerd zijn langs vervallen stationnetjes. Door tunneltjes die soms wel en soms niet zijn verlicht. En langs prachtige watervallen.
We hebben aardig de vaart erin en denken zelf ook dat het mogelijk moet zijn om nog diezelfde dag bij Lorenzo te overnachten. Hij heeft ons gevraagd of we pizza of pasta willen eten. Wanneer we zelf koken is pasta makkelijk te bereiden, dus kiezen we voor pizza.
De dag ervoor heeft het tijdens onze fietstocht naar Villach gesneeuwd. Daardoor zijn sommige stukken van de route onbegaanbaar en moeten we soms terug om een andere route te volgen. De komende dagen wordt het prachtig weer, maar deze dag is het nog best fris. Naarmate het einde van de middag nadert begint het al behoorlijk af te koelen, Tricesimo ligt volgens mijn app aan de Alpe Adri Radweg, maar als we er bijna denken te zijn blijkt dat we een compleet ander pad gevolgd zijn. Volgens de bordjes zitten we op het juiste spoor, maar volgens mijn app niet. Het is 19:00 uur en we hebben 113 km gefietst. Ik ben er klaar mee. Ik snak naar die pizza maar kan het niet opbrengen nog eens 20 km in de het donker te fietsen over een onverharde weg vol kuilen.
We zijn gestopt bij een groot stuk land en besluiten om daar te gaan wildkamperen. De vorige keer ging dat prima, dus waarom nu niet. Toen hadden we de tactiek om bij schemer eerst te koken en te kijken of er iemand langs zou komen. Nu is het echter al donker dus besluiten we om eerst de tent op te zetten. We lopen een flink eind het grasland in en besluiten bij een bomenrij de tent op te zetten.
Dan vliegt er plots een helikopter akelig laag over. Hij zwaait met een schijnwerper. Dennis grapt dat ze naar ons op zoek zijn. We hebben net de tent uit de tas als ik wat hoor rennen langs het water, tegenover onze bomenrij. Ik volg het geluid, maar kan niet zien wat het is. Volgens Dennis is het gewoon een beest. Dan moet het een heel groot beest zijn. Er vliegt een tweede helikopter over. Deze heeft geen schijnwerper maar rood licht. De eerste vliegt ook nog steeds in kleine rondjes om ons heen. Dennis denkt hardop: ”Misschien wordt er iemand gezocht?”. Weer horen we het geluid. Het is alsof er iemand achter de struiken bij het watertje rent.
We staan aan de grond genageld.
Plotseling horen we een auto over het fietspad waar wij vandaan zijn komen fietsen. Het is een klein autootje. Misschien een Smart. We horen een duidelijke mannenstem die de auto tot stoppen maant. Het portier van de auto gaat open en sluit snel weer. De auto rijdt verder.
Is er iemand op de vlucht? Staan we de tent soms in de buurt van een gevangenis op te zetten?
Ik ben er helemaal klaar mee. Stop de tent in de tas en we lopen vlug terug naar het pad waar we vandaan kwamen. Die 20 km extra naar Lorenzo en zijn pizza, lijken ineens een stuk aantrekkelijker.
Als kerstbomen volgehangen met verlichting vervolgen we onze weg naar Warmshower-Lorenzo.
Wat ben ik blij als we daar om 21:00 uur dan eindelijk zijn.
Vol enthousiasme worden we begroet. Ons bedje staat klaar en het deeg voor de pizza’s ligt op ons te wachten. Na een warme douche geeft Lorenzo ons een workshop pizza maken. Lorenzo is een kruising tussen Bart Chabot en Dolf Jansen. Hij heeft zoveel energie dat hij 3 keer zo snel praat als dat wij doen. Hij heeft zoveel energie en zoveel te vertellen dat ik meteen uit mijn energie-dip ben. Om 22:30 uur eten we heerlijke pizza’s en om 23:30 uur rollen we moe maar voldaan ons bed in. Ik mag niet helpen opruimen, maar vraag me af wat hij aan het doen is in de keuken. Het lijkt op een verbouwing zoveel kabaal maakt hij. Tijdens zijn verhalen ging hij, wanneer hij enthousiast werd, steeds harder praten. Wellicht vindt hij afwassen ook fantastisch.