De fiets en onze adem brachten ons naar Berolina Haus in Düsseldorf. Een goedkoop hotelletje aan de centrumring. Bij het inchecken vroeg de receptioniste waar we vandaan kwamen. Ik was vergeten wat fietsen in het Duits was dus vroeg haar naar de vertaling. De jongedame zei dat ze het ook niet wist. ”Ik ben een buitenlander”, zei ze. “Goed dat we elkaar hier treffen”, zei ik. “Twee buitenlanders tezamen”. We kwamen er prima uit.
Nadat we de fietsen achter de poort van het hotel hadden geparkeerd, de fietstassen in de witte kamer hadden staan en een heerlijke warme douche hadden genoten, was het tijd voor het avondeten. We besloten de goede start te vieren met een goedkoop etentje buiten de tent. Aan de Rethelstrasse vonden we een geschikt Italiaans restaurant die een grote lasagne serveerde voor 9,50 euro. Dat leek overeen te komen met onze trek.
En het was daar in dat Italiaanse restaurant dat we Matthias ontmoette.
Matthias is een omgevingsmens van gevorderde leeftijd. Dat wil zeggen dat niet zijn eigen tafel of tafelgenoten zijn aandacht hebben, maar de tafeltjes naast, voor of achter hem.
Zo leren we Matthias kennen als de man die zich niet laat storen door een kind dat aan tafel in een Italiaans restaurant luidruchtige tekenfilmpjes op een iPad zit te kijken. Matthias vindt dat (net als wij) ongepast en treedt op (iets wat wij nalaten). De iPad wordt ingeruild voor een kleurboek (en wij roepen in gedachten hoera). Als Matthias zich na zijn kordate optreden tevreden omdraait zoekt hij bevestiging voor zijn handelen in ons oogcontact. Zowel Nicole als ik kijken buitengewoon bevestigend. Vermoedelijk leest Matthias meer in ons beider oogopslag. Hij zal iets van een aanmoediging hebben gezien want hij draait zijn stoel onmiddellijk een achtste slag richting ons tafeltje en we maken contact.
Wat we toen nog niet wisten, was dat Matthias er verstandiger aan had gedaan om zijn vrouw en schoonzus voor die avond thuis te laten.
Matthias besloot de rest van de avond namelijk met ons door te brengen. Onze reis trok zijn aandacht en we waren bovendien Nederlanders. Dit bleek een perfecte combinatie die een betoverende uitwerking leek te hebben op Matthias. De betovering liet ook zijn Spaghetti koud worden.
We hadden veel te bespreken. Om te beginnen was daar het Beach Hotel in Noordwijk. Hij bezoekt het jaarlijks en het toeval wil dat wij er precies 10 dagen geleden ook waren. Van het een kwam het ander. Matthias is culinair recensent bij de Rheinische Post en tipte ons zijn favoriete restaurant in Noordwijk (Bij Raggers), roemde de oesters uit Ierseke en de terrasjes in Middelburg.
Toen Nicole liet weten dat ze uit Zevenaar kwam, vertelde hij prompt over de tijd dat hij als jonge jongen smokkelwaar de grens bij Elten over bracht. Met boter en eieren verstopt onder zijn jas fietste hij de grens van Nederland naar Duitsland over. Met weinig risico want als de smokkelwaar werd ontdekt, knepen de grenswachters steevast een oogje toe.
Ondertussen begon de vrouw van Matthias (hij noemde haar een ‘Luxus Weib’) hem aan zijn mouw te trekken. Ze vond dat het tijd was om weer gezellig aan zijn eigen tafeltje te doen, en dat hij moest ophouden ons verder lastig te vallen. Toen we Matthias en zijn vrouw zeiden dat we het helemaal geen probleem vonden dat hij met ons zat te kletsen, was het schaap over de dam. In het volgende halve uur bespraken we het werk en de vakanties van Matthias en zijn ‘Luxus Weib’ in Nederland. We bespraken de diverse redenen van het drinken van Fanta en hij vertelde ons de geschiedenis van de Italiaanse nering van onze toevallige ontmoeting (een week geleden had de eigenaar iedereen de zak gegeven, twee bedienden konden blijven en Simone, de schoonmaakster, werd de nieuwe kok. Nu is het eten, volgens Matthias, beter dan ooit. En toegegeven, de lasagne was voortreffelijk).
Het was een heerlijke avond met Matthias. Toen we vertrokken gaf hij ons zijn visitekaartje en stond erop dat we contact met hem zouden opnemen als we ooit hulp nodig hadden in Düsseldorf. Zijn schoonzus en ‘Luxus Weib’ leken opgelucht toen we vertrokken.
Dennis:
We hebben ons twee dagen van huis getrapt en onderweg vind ik een handvol onverwachte herinneringen terug. Dicht bij huis schenk ik er nog nauwelijks aandacht aan omdat daar de herinneringen vers zijn en voor het oprapen liggen. Ik smijt ze aan de kant en fiets er dwars doorheen.
Iets verder weg van huis, en van het heden, klampen de herinneringen zich stevig vast aan mijn zware bagagedrager. Toch maken ze het fietsen stukken lichter.
Midden in de nieuwbouw van de Leidse Rijn zie ik een oude boerderij die ik herken. Hij hoort daar niet want nergens zijn nog graslanden te zien noch vee of akkers. De akkers, het vee en de graslanden hebben plaats moeten maken voor nieuwbouw en ontwikkeling. Toch is het die ene misplaatste boerderij die mij doet beseffen waar ik fiets. De Rijn links en die boerderij op een steenworp afstand van de kade, laten me een lang verdwenen weggetje zien. Een smal weggetje dat mij en Bastiaan Staffhorst naar een tennisveld brengt. We hebben er een seizoen getennist maar onze voetstappen zijn nu diep opgeborgen; net als onze tennisrackets.
Als we daarna door de Vleutenseweg fietsen zie ik vroege vrienden op HKU feesten of in studentenkamers waar we samen tot in de late uurtjes plaatjes draaien en bier drinken. Mike, Joost, Ryan en Bas. Ik wijs naar de plekken die horen bij grenzeloos plezier en neem Nicole mee naar de mooiste momenten uit die tijd.
Even later, in de buurt van De Bilt zie ik een statig wit landhuis waar ik in de vorige eeuw met mijn eerste band Yam een radio-optreden had. Ik wijs ernaar en vertel Niek over het optreden.
In Woudenberg zie ik een bloemenzaak waar ik nooit bloemen kocht maar wel twee draaitafels die ik later voor veel geld heb doorverkocht op marktplaats.
Nicole:
Ik woon al 17 jaar niet meer in Zevenaar. Ik heb er niet veel mee, ook nooit gehad. Wat ik er wel heb is lieve familie en vrienden. Op zondagmorgen worden we door hen uitgezwaaid. We rijden samen met mijn neefje Sem, Guus, Manon en Hilde naar Oud-Zevenaar, om Esther en Pino gedag te zeggen. Sem en Guus haken hier af en wij vervolgen onze weg richting Babberich. Hier ging ik vroeger geregeld dansen in Display met Manuela. De discotheek bestaat al jaren niet meer en heeft plaats gemaakt voor appartementen. De vriendschap met Manuela bestaat nog altijd, nu al 33 jaar.
Via landhuis Halsaf (het verhaal ging dat als je je hoofd door de kleine raampjes van het landhuis naar binnen stak, dan werd ie eraf gehakt) rijden we naar de Duitse grens om daar Elten in te fietsen. In mijn jeugd reed ik daar paard met mijn zus. Mijn vader bracht ons er vier keer(!) per week naar toe. Toen, als kind, vond ik dat de normaalste zaak ter wereld. Nu denk ik daar anders over.
In Elten rijden we door het centrum. Ik heb Dennis eerder al eens verteld dat ik vroeger met Manuela de Elterberg op fietste, om er daarna met een noodgang vanaf te fietsen om een ijsje te eten bij de Italiaan. Dennis vraagt zich af of die open is, maar helaas. Nou had hij ’m ook niet verdient, want hij was de Elterberg niet op gefietst.
Vroeger heb ik veel bij Manuela thuis op de boerderij gelogeerd. Tegenover de boerderij stond de Clubmühle en die staat er nog steeds. Destijds werd ie gebruikt als bordeel. Wij vonden het maar wat spannend om er steentjes tegen de ramen te gooien.
Als we in Emmerich aankomen nemen we afscheid van Manon en Hilde en fietsen Dennis en ik samen verder.
De bekendheid van het terrein neemt per kilometer af. We fietsen langs onbekende wegen waar ontelbare herinneringen liggen, alleen het zijn niet de onze. Dan verschijnt er een eenzame fietser naast ons en vraagt waar we heen willen. We noemen de plaats waar we naartoe onderweg zijn. De Duitse man neemt ons vervolgens mee naar een landweggetje dat ons, prachtig meanderend en autoloos, naar onze tijdelijke bestemming brengt. De zon is erbij als de man verteld over zijn dochter in Beieren. Zo maken we samen alweer nieuwe herinneringen.
Zaterdagochtend. De beloftes van een zonnige dag hangen al in de lucht als de eerste ‘uitzwaaiers’ onze tuin in lopen. Kleine oogjes bij degenen die van ver moeten komen en met wekkers in de weer zijn geweest.
We klonteren samen in de woonkamer en babbelen over het naderende vertrek. Koffie en cake; een klassieke uitvaart.
Half 9 is het uur van de knuffels en de tranen. We nemen warm afscheid van Jan, Anneke, Nico, Hennie, Ted, Ed, Evelyn, Michel, Solange, Rob, Ellen, Joost, Rick, Dirk, Renate, Frank, Pascal. We gaan elkaar een poosje missen.
Het stuur is koud als we Rijnsaterwoude uit rijden. De zon is de laatste die ons uitzwaait. Hij staat net iets lager dan normaal (of lijkt dat maar zo?). We kunnen ‘m bijna aanraken.
Met de warmte van de zon en die van alle lieve vrienden, familie en buren die ons hebben uitgezwaaid, fietsen we een eerste etappe van 120 kilometer naar Zevenaar waar nog meer lieve vrienden, familie en buren ons opwachten. Uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat het zonnetje morgen Zevenaar aandoet. Dat kan geen toeval zijn!
In het loodgrauwe ochtendlicht, dat ik met 40 Watt aan kunstlicht van een beetje kleur voorzie, kijk ik naar de druilerige dag die als een rillende hond op het Braassemermeer is gaan liggen. Late leerlingen fietsen ineengekrompen tegen de slagregen naar hun eerste lessen. In blokken van net geen uur zullen ze kennismaken met Pythagoras, argentum, stuwwallen, Philips II, kwatrijnen en woorden in vreemde talen. Sommigen van hen zullen vandaag vlinders in hun buik voelen, anderen pijn. Ik vraag me af welke les er aan hun verliefde of gepeste regenpakken blijft hangen als ze vanmiddag terug naar huis fietsen.
Daar passeert een lijzige jongen van 13 die ijverig voor een proefwerk geschiedenis heeft geleerd om er straks achter te komen dat hij zich over de verkeerde leerstof heeft gebogen. In een uiterste poging om de dag van de ondergang te redden zal de jongen tijdens het tweede uur zijn geschiedenisschrift onder zijn werkboek Duits schuiven zodat hij zichzelf nog één lesuur de tijd kan geven om iets van zijn proefwerk te maken. De leraar, een nijverige Duitser, zal de proefwerkpaniek, verpakt in onrust, snel bij de jongen opmerken en in een poging om ‘m alsnog bij zijn les Duits te houden neemt hij het heimelijke geschiedenisschrift in beslag. Als hij twee naamvallen later de jongen opnieuw betrapt, dit keer met geleende aantekeningen over de renaissance op zijn schoot, zal de maat vol zijn. De aantekeningen worden ter lering (en vermaak van enkele klasgenoten) verscheurd en de jongen mag zich gaan melden bij de teamleider van de school waarbij hij later die middag, voor straf, een uur zal moeten nablijven.
Tijdens het muisstille proefwerk, het is het derde uur, verklappen z’n veel te warme wangen hem dat zijn gemiddelde cijfer voor geschiedenis een vrije val gaat beleven.
“Ha lieverd! Wat zie je eruit en wat ben je laat, je zou toch om drie uur thuis zijn vandaag? Hoe ging je proefwerk?”
Pas net 13 jaar, en al zoveel uit te leggen.