• info@pedalenenverhalen.nl

Maandelijks archief december 2018

Decembersneeuw (een kerstherinnering voor Joost)

Het is de tijd van de millenniumwende. Heel even woon ik anti-kraak in Hilversum. In een roestbruine huishoudschool aan de Larenseweg. Afbeeldingen van naald en draad op lichtgeel glazuren wandtegels en de achtergelaten paspoppen naast stoffige werktafels verwijzen naar een bedrijvigheid die voorgoed in stilte is gekleed.

Ik dwaal met een van de paspoppen onder mijn rechterarm door de lege gangen en klaslokalen, op zoek naar manieren om huisgenoten aan het schrikken te maken. 

De paspop in kwestie

Mijn drie huisgenoten zijn er niet.

In een van de klaslokalen op de begane grond woont mijn beste vriend Joost. Met hem breng ik de meeste tijd door en samen hebben we er een gewoonte van gemaakt elkaar de stuipen op het lijf te jagen door werkloze paspoppen, voorzien van ons beider garderobe, in donkere hoekjes of achter stille deuren op te stellen. We leven continu op onze hoede in de huishoudschool want de schrik die je bij zo’n valstrik om het hart slaat is van het ergste soort. Deze huivering vervloeit echter direct in de vrolijkste vorm van opwinding die het zoeken naar een nóg angstaanjagendere hinderlaag met zich meebrengt.

Op de benedenverdieping hebben we alle duistere hoekjes en deuren al eens van gedaantes voorzien. Ik beklim de donkere granieten trap met fossiele afdrukken erin, naar de eerste verdieping. Buiten ligt de Larenseweg onder een dun laagje sneeuw. 

De trap, die meisjes heeft gezien als in puberdromen, brengt me naar onbekend terrein. Bovenaan de trap bevindt zich de verdieping van de ‘twee huisgenoten die wij niet kennen’. Ik verken het onbekende om er kolossale paspoppen-angst te verspreiden en beweeg me daarbij op overduidelijk heimelijke wijze. Beneden mij zie ik de pop tegen de trapleuning staan. Gekleed in trainingsbroek en ‘hoodie’ houdt ze, want haar vormen zijn herkenbaar vrouwelijk, onbewogen wacht. 

Het zwart van de traptreden verdiept zich naarmate ik hoger kom. Helemaal boven is het aardedonker. Even overweeg ik mijn onderneming te staken maar mijn hand grijpt reeds gretig om zich heen; tastend naar een lichtknop. De koude muur geeft geen schakelaar prijs op de voor de hand liggende plek. Als even later mijn ogen het donker kunnen lezen, laat ik het erbij en stap verder de duisternis in.

Eigenlijk is het al voldoende om de paspop op te halen en hierboven in het schaduwrijk neer te zetten, bedenk ik. Gewoon bovenaan de trap, een paar meter de gang in, is voldoende om van de pop een schemerig figuur te maken. Je schrikt je werkelijk het apelazarus als je de schim gewaarwordt, zo stel ik me voor. Bij die gedachte schiet er een kille huivering door me heen. Ik vind het griezelig worden.

Lichtvoetig en vervuld met de adrenaline van opwindende opluchting, trippel ik de trap af en sleep de pop naar boven. Razendsnel geef ik haar een plekje aan de rand van de duisternis en in de buurt van de kamerdeuren van onze onbekende huisgenoten. Ik schik haar buigzame armen, kantel haar heup en maak van de pop een levensechte schaduw.

Even later ben ik terug in mijn woonkamer achter in de school, die in oude tijden dienstdeed als werkkamer van de directeur. Ik plof met verhoogde hartslag neer op mijn kringloopbank. Voorpret maakt zich meester van me.

En dan is het plotseling gedaan met de voorpret. Ik begin me af te vragen of onze huisgenoten er de humor wel van in gaan zien. Het is toch een soort lugubere grap die helemaal verkeerd kan vallen, bedenk ik. ’Leven en laten leven’ is de ongeschreven regel hier in de voormalige huishoudschool. Met een logge paspop ga ik die regel nu te lijf. Bovendien bestaan er verhalen van mensen die zich letterlijk dood schrikken dus stel je voor.

De grap lijkt nu, zo’n vijf minuten later, ineens een heel slechte. Ik besluit de pop vlug weg te halen nu ik nog alleen in de school ben. Omdat iedere seconde telt om de zieke streek ongedaan te maken, spring ik op mijn vouwfiets en snel door de lange gang van de directiekamer naar de entree van de school. Aan het einde van de gang, én bij de zware bruine voordeuren, laat ik een lang rubberzwart remspoor op de gladde tegelvloer achter. Voor de grote granieten trap spring ik van de fiets en sprint naar boven alsof de duvel me op de hielen zit.

In het donkere gat van de gang gun ik mijn ogen onvoldoende tijd om te zien. Onrustig zoek ik naar het silhouet van de paspop. Met gestrekte armen loop ik naar de plek waar ik de schim had achtergelaten. Ik stuit op een muur, draai me om, en zie met het beetje licht uit het trapgat dat de pop is verdwenen. Direct merk ik dat slikken niet meer goed lukt.

Stilletjes en met de schrik van de betrapte dief in mijn lijf, beweeg ik me naar het licht.

Beneden bij de entree kijk ik, door het kleine raampje naast de massieve deuren, naar buiten. 

Nergens zie ik een voetafdruk in de donzen decembersneeuw.

Opgeruimd

Onze bezittingen verdwijnen voor minimaal een jaar in dozen. Wat we echt nodig hebben nemen we mee in fietstassen. Met een minimum aan middelen trekken we straks de wereld in. We hebben een tent van het lichtste soort, kleding voor de seizoenen, boeken voor het moraal en muziek ter verpozing. Met twee robuuste fietsen zijn we straks optimaal ingericht op verplaatsing.

Ons huis laten we opgeruimd achter. 

De meeste van onze spullen komen uit kringloopwinkels en zijn dus al eens door eerdere liefhebbers van de hand gedaan, in dozen gestopt, en daarmee aan de zijkant van herinneringen geplaatst. Ook wij doorlopen dit proces.

Zo wordt de Italiaanse designlamp (model ‘Delfino’) die met moeite een plekje in ons interieur wist op te eisen, in bubbeltjesplastic gewikkeld. Hij spartelt niet tegen. Zal hij zijn licht nog eens laten schijnen?

Van de drie Perzische tapijten die we bezitten, doen we er twee van de hand. De derde laat zich, zwaar als een lijk, in twee henneptouwen rollen en schikt zich achter het zolderluik waar een leren tas en twee luidsprekers het tapijt in stilte welkom heten. Zullen ze nog dragen? Voeten, geluid en schrijfgerei?

Boeken die Nicole niet lang geleden de geheimen van de Oncologie Fysiotherapie prijs gaven liggen nu in een doos met mijn studieboeken Archeologie eronder. Twintig kilo kennis, opgesloten in een verhuisdoos en voor een deel, vederlicht, in onze hoofden. Zullen ze ooit nog andere hoofden vullen?

Nu de spullen al een poosje zijn ingepakt en opgeborgen, vraag ik me af of we ze gaan missen. Ik denk het niet want het meeste van wat er ligt, is al uit mijn geheugen verdwenen.

Ankerplaats Rijnsaterwoude

Een reis begint natuurlijk ergens.

In menig reisverhaal of -verslag wordt de plaats van vertrek grotendeels buiten beschouwing gelaten. Hooguit meldt de schrijver de plaats als vertrekpunt en na thuiskomst nóg eens, om aan te geven dat het verhaal erop zit. Een beschrijving van wat als ankerplaats van een reis kan worden beschouwd, ontbreekt nog al eens omdat een reis pas is begonnen als je de ankerplaats achter je laat.

Onze ankerplaats is Rijnsaterwoude. 

Om een beeld te vormen van Rijnsaterwoude, in geval je dit pittoreske dorp in Zuid-Holland nog niet kent, nodig ik je uit mee te doen aan de volgende oefening.

Je mag even denkbeeldig je ogen sluiten. 

Rijnsaterwoude is een lintdorp. Het lint wordt gevormd door de Herenweg (kies nu zelf in gedachte een zijdezacht lint in je favoriete kleur; de mijne is groen). De Herenweg is van oudsher een verbindingsweg tussen Alphen aan den Rijn en Amsterdam. Van die eeuwenoude handelsweg ligt een meter of 1200 a 1300 in het dorp Rijnsaterwoude. Veel langer is het niet (maar het is precies even lang als jouw denkbeeldige lint!).

Stel je nu voor dat er een hardloopwedstrijd wordt georganiseerd over de oude handelsweg tussen Alphen aan den Rijn en Amsterdam. We noemen ‘m voor het gemak de ‘Historische Herenweg Run’ (Nicole zou zéker meelopen, en ik ken er nog een paar die ongetwijfeld enthousiast worden bij alleen al het idee! Er zullen er zelfs enkelen zijn die het organiseren van deze loop serieus gaan overwegen…).

Als nu alle inwoners van Rijnsaterwoude zich, met schaar in de hand, aan één kant van het parcours zouden opstellen om de deelnemers aan de ‘HHR’ aan te moedigen, dan kan iedere bewoner ongeveer een meter van het zijdezachte lint afknippen. Handig, want dan hebben ze iets om mee te wapperen tijdens het aanmoedigen. De toeschouwers zouden, aangezien ze maar een meter van elkaar af staan, ook elkaars handen met gemak even vast kunnen pakken om zodoende een menselijk lint te vormen. Al doende kunnen ze een ‘wave’ in gang zetten bij iedere passerende hardloper; de golf als ultiem symbool voor het prachtige Braassemermeer waaraan ons dorp grenst. Hoe mooi is dat!? 

Mocht iedereen zich daarentegen aan beide zijden van het parcours verdelen, dan kunnen de inwoners elkaars hand net niet vasthouden maar zou het onthaal met de meterslange wapperende linten voor de passerende hardlopers niet minder indrukwekkend zijn. 

Zo’n groots dorp is Rijnsaterwoude!

Bedankt voor je deelname. Je mag denkbeeldig je ogen weer openen.

P.S. Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de bewoners van Rijnsaterwoude hoogst zelden samenkomen om hand in hand een lint door het dorp te vormen. Het sluipverkeer van de nabijgelegen N207 op werkdagen echter twee maal daags. Misschien dat we de handen nog eens ineen slaan om dáár iets aan te doen?

Translate »